2. TANGUEROS HAND IN HAND MET ORKESTEN
Dansbare muziek
De
tango had het moeilijk in de eerste helft van de dertiger jaren. Toen
D’Arienzo tevoorscheen kwam met zijn heel ritmische muziek was dat als een
zegen voor wie graag danste. D’Arienzo speelde versnelde tango met
duidelijk hoorbare pauzes tussendoor. Het leek een stap achteruit voor de
muziekontwikkeling, maar het gaf de energie injectie die de tango nodig
had. De muziek leende zich vooral goed voor het dansen van tango canyengue,
een stijl die in die tijd bijna niet meer gedanst werd. Andere grote
orkesten, zoals dat van Donato, Lomuto, Canaro, d’Arienzo, Di Sarli...
gingen voort op de ingeslagen weg en componeerden vooral muziek waarop je
goed kon dansen.
In
de jaren 1940 veranderde de manier van dansen weer. Men danste vnl. op
Troilo, Pugliese, Calo, Demare, Di Sarli, d’Agostino... Maar begin de jaren
1950 herontdekten de tangueros de muziek van D’Arienzo. Andere orkesten
speelden hierop in en voerden het tempo weer op. Men begon de snelle tango
te dansen in de clubs van de verschillende wijken en het succes sloeg over
op het centrum. Deze tango van de jaren 1950 werd club de tango genoemd (in
Europa gebruikte men de term milonguero). De club de tango is een tango met
een doorlopend ritme, bijna zonder pauzes, met de piano als verbindingsbrug
tussen de violen en bandoneons.
Tango
overal
Tegen
het eind van de jaren dertig krijgt de arbeidersklasse sommige politieke
vrijheden terug en wordt de tango nieuw leven ingeblazen. Tango wordt nu
niet alleen in cabarets, nachtclubs, koffiehuizen en in chique tearooms
gespeeld en gedanst, maar ook in gezelligheidsclubs, confiterias
(caféachtige restaurants waar ’s
middag
s kan gedanst worden) en in danszalen
in de stadions van basket- en voetbalclubs. Sergio Pujol beschrijft
zo een tangosalon in
1941
in
het stadion van Boca Juniors met 15.000
danskoppels.
Vele
orkesten spelen ook voor de radio. Iedereen had werk en er waren
ongelooflijk vele orkesten, voor een deel dankzij de gulle regering Perón
die de tango naar zijn hoogtepunt pushte door niet minder dan 650 orkesten
subsidies te geven. De bekendere ensembles gingen op tournee door heel het
land. Tango is ook populair buiten Montevideo en Buenos Aires. Pianist en
componist Gustavo Beytelmann vertelt dat er in Venado Tuerto, het dorp waar
hij opgroeide, op een gegeven 6 orquestas típicas waren voor een bevolking
van minder dan 7000.
Confiterías
Confiterías
zijn caféachtige restaurants. ’s
Middag
s gingen de mensen er lunchen en daarna of ervoor tango dansen. Daarna trokken
ze terug naar hun werk. Soms was er livemuziek, soms niet. Een voorbeeld
was het Ateneo in Buenos Aires en
La
Giralda
in Montevideo (waar voor het eerst de cumparsita
werd gespeeld).
Gewoon thuis of op straat
Tango
werd overal gedanst, ook op straat en thuis, op de muziek van de radio.
Mensen leerden elkaar passen aan, van broer tot zus, van dochter tot
vader...
's
Middags,
's avonds, 's nachts
Vele
mensen gingen tot 4 keer per week dansen, soms ook ’s
middag
s tijdens de luchpauze, maar vooral ’s
nachts.
De meeste milonga’s bleven open tot in de vroege uurtjes, vaak tot het
ochtendgloren. Ook tijdens de week gingen de mensen die overdag moesten
werken soms laat uit. De siësta hielp hen daarbij. Velen maakten van de
3
uur
siësta handig gebruik om enkele uren slaap in te halen.
Strenge etiquette
Ondanks
het feit dat tango zo massaal en zo veel gedanst werd, gold er toch een
etiquette en waren de regels voor de kledij erg streng. De mannen droegen
stropdassen en colbertjasjes. De vrouwen kleedden zich heel mooi, sexy en
elegant, in jurken naar Franse of Italiaanse mode, maar niet met een split.
Die herinnerde te veel aan de tijd van de pooiers en de hoeren, en daarmee
wilden de dansers zich in geen geval identificeren. Het deed er niet toe of
het
middag
of avond
was, de mensen waren altijd goed gekleed, ook al waren ze arm. Geen gymies
dus zoals tegenwoordig, geen T-shirt, maar maatschoenen en een pak.
Ook
in de gezelligheidsclubs waren de omgangsnormen streng. Getrouwde vrouwen
worden vergezeld door hun echtgenoten, jonge vrouwen begeleid door ouders,
zusters of broers, en meerderjarige vrouwen kwamen met grote groepen
vrienden en vriendinnen, zodat ze altijd op de een of andere manier
gechaPerónneerd werden. Mannen en vrouwen waren goed gekleed en dansten op
een zedige manier. De danseressen hefden hun benen niet hoog op, bogen ook
niet diep naar achter en er werden geen rokken met diepe splitten gedragen.
Lessen voor mannen
Het
aanleren van de tango was een zaak voor mannen. Jongens volgden van in hun
tienerjaren les in dansscholen, zoals Rosas de abril, Nelson, Federal,
Papelera, meestal gedurende een 3-tal jaar. Het aanleren begon met
observeren. Eerst moesten ze kijken naar goeie dansers. Dan toonde een
oudere man hen hoe ze moesten volgen (zoals de vrouw) en uiteindelijk
mochten ze zelf leren leiden. De jongens bleven zo jaren les volgen en
andere helpen opleiden.
Vrouwen
moesten thuis leren dansen. Vaak waren het vaders, broers, ooms, soms ook
moeders, zusters, tantes die het aanleerden. In dat geval moesten ze zowel
kunnen leiden als volgen. Maar er was niet zo’n grote druk om perfect te
kunnen dansen zoals bij de mannen.
Nieuwe danspassen op de maat 2/4
In
de 40er jaren werden in de dansscholen voortdurend nieuwe figuren
uitgevonden. De media lunas, corridas, vueltas en ochos hadden afgedaan en
moesten plaats ruimen voor voleos, giros en piques. Een van de dansers uit
die tijd Petróleo beschrijft de dansers van toen:
1.
Turquito Curi kon
het beste stappen
2.
Rafael was de prins
van de raspada
3.
Cacho Lavandina kon
giros maken als geen ander
4.
La Biblia
kon de figuren onthouden als geen ander
5.
Scalice: danste heel
elegant
6.
Piazza legde
acrobatische figuren in zijn dansen
7.
Firpito maakte heel
mooie versieringen met zijn voeten.
Carlos Alberto Estévez (El
Petróleo) (1912-1995)
Het
was Carlos Alberto Estévez die op het idee kwam om de dansfiguren te
vernieuwen. Hij stelde vast dat de muziek bij het ingaan van de jaren 1940
veranderd was van een dans in twee tijden naar een dans in vier tijden, met
een vloeiender ritme als gevolg.
Carlos
Alberto Estévez werd geboren in Almagro en begon tango te dansen in de
jaren 1920. Zijn bijnaam “Petróleo” verwees niet naar zijn als olie
gesmeerde manier van dansen, maar naar de veelheid alcohol (rode wijn) die
hij tot zich nam in zijn jonge jaren.
In
de jaren 1930 danste men heel gemarkeerd op het ritme van 2/4, wat maar een
beperkte mogelijkheid aan figuren toeliet, zoals de corte, quebrada,
quiebro, alfajor, bicicleta, rueca, tijerra, sentida, asentada en corrida
del bolsero. De manier van neerzetten van de voeten was niet belangrijk en
men danste een beetje zij aan zij. Maar toen De Caro kwam met zijn muziek
in 4 tijden, vond hij dat de tijd aangebroken was voor veranderingen.
Samen
met zijn vriend Salvador Sciana (El Negro Lavandina) begon hij in de Nelson
Club in de straat Bernaldez nr. 1850 de oude figuren aan te passen en te
verfijnen en meer te dansen op de nieuwe maat in de muziek. Passen werden
met meer finesse gezet en de versmachtende omhelzing van in de canyengue
verdween. El Petróleo hield het bij rustige passen en liet zich niet
verleiden tot acrobatische figuren, die door tijdsgenoten werden
uitgevonden. Een van de figuren die hij uitvond was de enrosque. Hij had
een enorm goed oor voor het ritme in de muziek en kon ook heel snel dansen,
met heel kleine pasjes.In een filmpje dat van hem bewaard is, is te zien
dat hij stappen zette met een sleepbeweging die later Michael Jackson zo
beroemd maakte.
Verschillende dansstijlen
In
die tijd hing het van de buurt af in wat voor stijl je tango danste. Er
waren 50 wijken in Buenos Aires die allemaal een eigen tangostijl hadden.
In de grote danshallen kwamen mensen uit alle wijken samen en kon je een
mengeling van stijlen zien.
Mensen
uit het stadscentrum dansten meestal op een eenvoudigere en elegantere
manier dan mensen nuit de buitenwijken. In de buitenwijken waren de
gedragsregels losser en golden niet zo veel regels.
|