1. SMELTKROES VAN VOLKEREN
Migranten
In de 2de helft van de 19de eeuw waren Buenos
Aires en Montevideo een smeltkroes van culturen en kleuren: negers,
creolen, gaucho’s, Europeanen. Allen hadden ze een rol te vervullen in het
ontstaan van de tango.
Het beloofde land
Tussen 1880 en 1930 kwamen bijna 6 miljoen immigranten naar de
oevers van de Rio de
la
Plata. Ze
werden gelokt door onbetrouwbare beloftes van de
Argentijnse regering en ze waren ook gedreven door economische nood. Want
de industriële revolutie maakte in Europa vele mensen werkloos en arm.
De
roep om Europese immigranten klonk al van in 1852, toen er een einde kwam
aan de dictatuur van caudillo Juan Manuel de Rosas (zie foto hiernaast),
die een conservatieve Argentijnse politicus was die regeerde van 1829 tot
1952 (met een onderbreking van 1832 tot 1835). Liberale intellectuelen en
politici keerden terug uit ballingschap en overlegden hoe ze het best het
land konden moderniseren en civiliseren. Moderniseren kon door de aanleg
van een spoorwegnet doorheen het land, om aldus de landbouwproducten uit
het binnenland te brengen naar de havens voor export. Maar daarvoor waren
er wel arbeiders nodig. Domingo Faustino Sarmiento, die later president zou
worden, en Juan Bautista Alberdi, een jurist, pleitten vurig voor het
aantrekken van migranten uit Europa.
Sarmiento (zie foto hiernaast) publiceerde in 1845 een essay dat hij
in ballingschap schreef: “Beschaving en barbarij”. Daarin laakte hij de
barbaarse, cultuurvijandige houding van De Rosas die in zijn ogen de pampas
alleen maar verwilderd wou laten zijn. Hij deed een pleidooi om te kiezen
voor de stedelijke Europese beschaving. Volgens hem bestond Argentinië uit
2 tegenpolen: aan de ene kant de hoofdstad Buenos Aires waar de
verworvenheden en idealen van de Europese beschaving verwezenlijkt waren;
aan de andere kant de onbewoonde, reusachtige woestenij, het toppunt van
barbarij. Deze polen waren volgens hem in een voortdurende strijd gewikkeld
en moesten nu maar eens definitief in het voordeel van de geciviliseerde
wereld worden geslecht. Dat kon volgens hem door de pampa’s te pacificeren,
waarmee hij bedoelde de daar wonende indianen vermoorden en in hun plaats
beschaafde ijverige Europeanen aan te trekken. Juan Bautista Alberdi,
jurist en staatsman vatte zijn ideeën samen in de beroemde woorden
“gobernar es poblar” (regeren is bevolken).
Dit werd al snel in de praktijk omgezet. Een jaar na de val van De Rosas
was er al wet die de immigratie regelde. De inburgering werd vereenvoudigd,
er werden woningen gebouwd, brochures gedrukt en een tijdlang werden ook de
overtochten gesubsidieerd. Ook van de “pacificatie” van de pampa’s werd
snel werk gemaakt. Het leger trok de pampa’s in en roeide bijna alle
inheemse indianen uit tijdens zgz. campañas de desierto
(woestijnveldtochten).
De
soepele immigratiepolitiek kwam de Europese landen goed uit. De industriële
revolutie had nogal wat mensen arm en werkloos gemaakt en de industrie had
grondstoffen nodig en nieuwe afzetmarkten. Door het bevorderen van de
emigratie kon in Europa de sociale druk verminderd worden en werden in
Amerika nieuwe afzetmarkten gecreëerd die de economische belangen dienden.
De migratie naar Amerika was al een tijdlang bezig en nam immense
proporties aan. Tussen 1821 en 1938 emigreerden meer dan 57 miljoen
Europeanen naar Amerika. Zo’n 32 miljoen trok naar de VS, ruim 5 miljoen
naar Canada, meer dan 4 miljoen naar Brazilië en meer dan 7 miljoen naar
Argentinië.
In 1854 kwamen de eerste Europese migranten het land binnen. Hun
aantal overtrof al snel de stoutste verwachtingen. Geen enkel land nam in
verhouding tot zijn eigen bevolking zo veel immigranten op als Argentinië.
In 1869 telden het land 1,8 miljoen inwoners (waarvan 37 % buitenlanders).
In 1887 was meer dan de helft van de bevolking in Argentinië buitenlander.
In 1914 was het aantal inwoners in Argentinië gestegen tot 8 miljoen. In
Buenos Aires was de toename dubbel zo groot. In 1869 telde de stad 181.838
inwoners, in 1895 waren het er al 663.854 en in 1914 twee miljoen. Meer dan
de helft hiervan waren immigranten.
De Argentijnse liberale leiders hadden erop gerekend dat er ook vele Britse
ingenieurs, Franse filosofen en Duitse ondernemers zouden komen, maar hun
verwachtingen werden verre van ingelost. In plaats van mensen met een
opleiding, ingenieus en
ondernemers kwamen analfabeten, vaak zonder scholing en vaak zonder
enige vorm van cultuur. De meesten kwamen uit de landelijke streken van
Italië en Spanje. Een aantal kwam uit Oost-Europa en ook de Arabische
landen waren vertegenwoordigd. Velen waren anarchist, nihilist of
socialist, niet vreemd van stakingen.
Toch niet het beloofde land
De
migranten zelf hadden ook hoge verwachtingen. Het waren bijna allemaal
mannen die alleen kwamen. Ze hoopten een stuk land te kunnen verwerven dat
ze zouden kunnen bewerken en aldus snel een vermogen op te bouwen om hun
achtergebleven gezin te kunnen laten overkomen.
Maar
de nieuwkomers werden in hun verwachtingen teleurgesteld. De Argentijnse
regering had net zoals de regering van de VS (die ervoor zorgde met wetten
als de Homestead dat duizenden migranten een stuk grond kregen) wel
gezwaaid met een stuk grond en werk, maar toen de migranten aankwamen,
bleek alle grond al verdeeld te zijn onder een honderdtal Argentijnse
families. Bovendien dreven grondspeculanten de prijzen op, waardoor ook
kleine percelen voor de meeste immigranten onbetaalbaar waren. Tussen 1876
en 1903 kwamen 1843 grootgrondbezittersin het bezit van
41.787.023
hectare
grond. De 24 “gelukkigste” families kwamen zo
in het bezit van immense eigendommen die schommelden tussen 200.000
(familie Curo) en
2.500.000
ha
(familie Martínez de Hoz) grond.
Pogingen
van overheidswege om een landhervorming door te voeren mislukten door de
starre houding van de grondbaronnen. De regering bood dan maar gratis
slaping aan voor de eerste week en een korting op de boottocht – een
pleister op de wonde. Zowat de helft van de immigranten maakte daarom snel
rechtsomkeer richting Europa. Van degenen die bleven of moesten blijven
omdat ze geen geld hadden voor de terugreis, vestigden zich de meesten in
en rond Buenos Aires. Wie erin slaagde zich in de landelijke regio’s te
vestigen, werd een concurrent voor de plaatselijke bevolking, zodat ook
onder de Argentijnen zelf een trek naar de steden op gang kwam, vooral naar
Buenos Aires.
Vooral Italianen en Spanjaarden
Onder de immigranten waren er vele arme mensen uit Italië. Men schat dat er
tussen 1857 en 1947 3 miljoen Italianen naar Argentinië trokken. De meesten
bleven er. De grote helft bleef in Buenos Aires. De Italianen waren grote
liefhebbers van muziek, zongen graag en konden goed muziek spelen.
De immigranten brachten nieuw ideeën mee, sociaal, politiek. Er waren
anarchisten bij, socialisten, communisten. Er kwamen vakbonden, stakingen.
De
Spaanse migranten waren ook vrij talrijk. Zse brachten ook liedjes en
dansen mee, zoals bv. de tanguillo, een vorm van de habanera die via Cadiz
en Madrid naar Buenos Aires kwam. De flamenco werd ook door hen ingevoerd
en werd gemixt met sevillanas, malagueñas en rondelas. Ze beïnvloeden de
tango. Tegen het einde van de 19de eeuw was er geen verschil meer tussen
creoolse en Spaanse tango.
Joden
In
1890 kwamen er ook vele arme Joden bij die vluchtten voor de pogroms in
Rusland en Oost-Europa. Baron Hirsch speelde daarbij een rol om hen op te
nemen. Velen trokken naar het platteland om te boeren op stukken grond
gekocht door baron Hirsch. Degenen die in de stad bleven hangen, waren in
het begin nauwelijks van belang voor de ontwikkeling van de tango. Want bij
de joden waren er nauwelijks muzikanten bij. Ze speelden in hun
gemeenschappen vooral Klezmer muziek en uiteindelijk ook wel tango. Maar
echt een invloed begonnen de joden pas te hebben vanaf 1910, als virtuose
muziekspelers (viool, piano, bandoneon), tekstschrijvers, componisten,
zangers, dirigenten…
En ook nog...
Onder
de migranten waren er ook Fransen, Engelsen, Duitsers, Hongaren, Russen,
Polen en zelfs Arabieren. De meesten kwamen uit arme
plattelandsstreken.
De
immigranten waren al snel in de meerderheid en drukten zwaar hun stempel op
de maatschappij en ook op de muziek en de teksten van tango.
Er
waren er die zich niet konden aanpassen en terugkeerden, maar de meesten
bleven en versmolten met de gauchos, de zwarten en de arme lokale
Argentijnen.
Gaucho's zonder paard
De
gaucho's kenden hun gouden jaren in de 18de en de eerste helft van de 19de
eeuw. In 1856 kwam een einde aan hun mooi zorgeloos leven, toen de regering
besliste om alle gronden te gelde te maken en de gaucho's en Arauca
indianen van de pampa's te verdrijven. De meeste gaucho’s verloren hierdoor
hun werk en konden nergens anders terecht dan in de steden Buenos Aires en
Montevideo.
Daar
gingen ze in de wijken aan de rand van de stad wonen en hielden ze de
traditie in ere om te drinken, messengevechten te houden, gitaar te spelen
en te dansen. Anders dan vroeger waren ze nu niet langer cowboys van de
pampa of avonturiers te paard, maar messentrekkers, charmeurs en schurken.
Voorheen vrij en ongedwongen, nu gevangen in een onnatuurlijke omgeving, in
verpauperde wijken aan de rand van de stad, ver weg uit het zicht van de
hogere klassen.
Zwarten
In
de eerste helft van de 19de eeuw maakten de zwarten een wezenlijk deel uit
van de samenleving.
Ze waren vanaf 1750 naar Amerika en ook Uruguay en Argentinië gehaald om er
als slaven zware arbeid te verrichten. De Indianen voldeden niet voor dat
doel, omdat ze lichamelijk te zwak waren en weerstand boden omdat ze hun
onafhankelijkheid wilden behouden. Dus moesten er elders werkkrachten
gevonden worden. Ontelbaar veel slaven werden ontvoerd in Afrika en naar
Latijns-Amerika gebracht om er het zware werk te doen. Men schat dat er
zo’n 10 miljoen Afrikaanse slaven in Amerika voet aan wal zetten. Het
aantal dat ontvoerd werd uit Afrika lag nog veel hoger, want ontelbaar
velen overleefden de overtocht niet. Volgens bepaalde bronnen zouden zelfs
maar 1 op de 6 Afrikanen de lange reis overleefd hebben.Montevideo en
Buenos Aires waren belangrijke afzethavens voor slaven. Velen werden van
daaruit overgebracht naar de mijnen in Bolivië, maar er bleven er ook
hangen. 200 jaar geleden was ongeveer de helft van de Uruguayaanse
bevolking en een derde van de Argentijnse populatie van Afrikaans afkomst.
De
slavernij werd in Uruguay in 1846 en in Argentinië pas in 1853 afgeschaft.
Er heerst twijfel over de invloed van de zwarten op de tango. Racisten
willen doen geloven dat de negers helemaal geen invloed hadden op de tango,
omdat ze met zo weinigen waren. Maar ze waren met velen. Voor de migranten
naar Buenos Aires kwamen, was 1/3 van de bevolking zwart.
Ten
tijde van Rosas ging het de negers in Argentinië voor de wind, maar mooie
liedjes duren vaak niet lang. Want de Argentijnse liberalen die in de 2de
helft van de 19de eeuw de plak zwaaiden over het land hadden het niet zo
voor kleurlingen. Toen ze in 1852 de macht grepen, wilden ze zo snel
mogelijk het land uitbouwen en deden ze oproepen om zo veel mogelijk blanke
arbeidskrachten aan te trekken.
Vele zwarten voelden zich geviseerd en verlieten het land, vooral ook toen
bleek dat er onder de massa’s migranten die naar Argentinië kwamen ook heel
wat racisten waren. De negers die bleven werden verplicht om te gaan
vechten in het Argentijnse of Uruguayaanse leger tegen Paraguay
(1865-1870). Ze werden er ingezet in de frontlinie, wat heel veel negers
fataal werd. Wie overleefde kreeg het in 1871 weer hard te verduren, toen
de gele koorts Buenos Aires teisterde en zo’n 14.000 slachtoffers maakte,
waaronder voornamelijk negers. Deze gebeurtenissen verklaren waarom er nu
nog zo weinig negers zijn in Argentinië. In Montevideo kregen ze ook rake
klappen. 200 jaar geleden was meer dan de helft van de bevolking er van
Afrikaanse afkomst. Nu zijn ze nog met zo’n 190.000 op een bevolkingsaantal
van 3,2 miljoen.
Maar
of ze nu in de 2de helft van de 19de eeuw nog met velen over waren of niet,
ze hadden wel degelijk een invloed. Zonder de Afrikanen had de tango
waarschijnlijk nooit tango geheten (zie uitleg over oorsprong van het woord
tango). De negers hielden van muziek en dansen. Het was hun enige troost.
De kerk liet toe dat ze op katholieke feestdagen ook zelf feest vierden. De
zwarten deden toen alsof ze God vereerden, maar aanbaden in werkelijkheid
hun eigen goden. Bij die feesten hoorde ook muziek en dans. In Argentinië
en Uruguay noemde men de wijken waar ze woonden Barrios de Tambor.
Gedurende het grootste deel van het jaar dansten ze er “achter gesloten
deuren”. Maar tijdens de karnavalperiode (24 december tot 6 januari) traden
ze naar buiten en lieten ze van zich horen. Hun optochten trokken vele
nieuwsgierige toeschouwers, die in de ban geraakten van de ritmische trommels,
de mooie kostuums, de heftige dansbewegingen en de vlammende
danschoreografieën. Tijdens de optochten kwam het vaak tot rellen, want de
ene dansgroep wou niet onderdoen voor de andere. In 1879 liep het helemaal
uit de hand en werd er fiks wat bloed vergoten. De autoriteiten besloten in
te grijpen en het karnaval te verbieden. Een aantal zwarten lieten het niet
aan hun hart komen en richten piringundines op, dansacademieën voor de
lagere klassen.
Vele
negers trokken weg en het karnaval dreigde verloren te gaan. Maar zo ver
kwam het niet. Blanke en mulattenjongeren, hun gezicht en handen zwart
gemaakt, namen het van hen over. En uiteindelijk kwamen vele negers toch
terug. Vanaf ca. 1880 dansen ze mee met blanke en mulattenjongeren op de
habanera, op bijzondere wijze: eigenzinnig, uitdagend, met verrassingen.
De
zwarte bevolking in Argentinië kreeg in de 19de eeuw nog enkele serieuze
klappen. Ze werd gedecimeerd door achtereenvolgens de gele koorts,
interraciale huwelijken en het ten strijde trekken van vele zwarte soldaten
in de verschillende oorlogen.
Zanger Juan Cáceres trok zich het trieste lot van de zwarten erg aan
en maakte een aantal cd’s om erop te wijzen dat Afrikanen wel degelijk
aanwezig waren in het 19de-eeuwse Argentinië en Uruguay en bovendien zelfs
een essentiële rol speelden in het ontstaan van de tango. Cáceres wijst
o.a. op het belang van de candombe voor de tango, op de eerste musici en
dansers die van Afrikaanse herkomst waren. Volgens zijn beweringen bestond
zelfs het eerste tango orkest (Murga Argentina) dat naar Parijs trok uit
zwarten. Ziehier een van zijn liedjes:
Toca tango
(2001) (Juan Cáceres)
¡Tocá tangó. Tocá tangó!
Dicen los negros con el tambor.
¡Tocá tangó. Tocá tangó!
¡Mandinga viene, viva Xangó!
En Retiro los marcaban
pa’llevarlos al Potosí
y allí mismo iban quedando
con su mancha carmesí.
Por Córdoba y Tucumán
iban todos a sufrir
hacia el norte los llevaban
a las minas a morir.
¡Tocá tangó. Tocá tangó!
Dicen los negros con el tambor.
¡Tocá tangó. Tocá tangó!
¡Mandinga viene, viva Xangó!
En Buenos Aires se quedaban
pa’el servicio o a pedir
o en oficios denigrantes
iban muchos sin dormir.
Cuando fue la Revolución
a la guerra los mandaron
muchos de ellos regresaron
sin un brazo o sin razón.
¡Tocá tangó. Tocá tangó!
Dicen
los negros con el tambor.
¡Tocá tangó. Tocá tangó!
¡Mandinga viene, viva Xangó!
El negro tocaba el cuero
pa’olvidarse de sus penas
o reirse de su suerte
candombeando sin problemas.
El negro tuvo su gloria
cuando vino Juan Manuel
pero le duró muy poco
porque todo se fue con él.
Borocotó, borocotó,
chas, chas.
|
Speel tango. Speel tango!
Zeggen de negers met hun
trommel.
Speel tango. Speel tango!
Mandinga komt, leve Xangó!
In Retiro werden ze gemerkt
om gebracht te worden naar Potosí
en daar gingen ze dan
met hun karmozijnrode streep.
Ze gingen allen langs Cordoba en Tucuman
om te lijden
en vandaar nam men hen noordwaarts
naar de mijnen om te sterven.
Speel tango. Speel tango!
Zeggen de negers met hun
trommel.
Speel tango. Speel tango!
Mandinga komt, leve Xangó!
In Buenos Aires bleven er
om legerdienst te doen
of om vernederende werk te doen,
vaak zonder te slapen.
Toen de revolutie kwam,
werden ze naar de oorlog gestuurd
en kwamen velen terug
zonder arm of zonder verstand.
Speel tango. Speel tango!
Zeggen de negers met hun
trommel.
Speel tango. Speel tango!
Mandinga komt, leve Xangó!
De neger speelde op het vel
om zijn leed te vergeten
of om te lachen met zijn geluk
door op de candombe te spelen.
De neger kende zijn moment van glorie
toen Juan Manuel kwam,
maar dat duurde niet lang,
omdat alles verdween toen hij er niet meer was.
Borocotó, borocotó,
chas, chas.
|
|