|
|||||||||||||||||||||||||
|
Hoofdstuk 2 Vanaf de geboorte van de tango tot aan de Guardia Vieja |
|||||||||||||||
|
De meeste immigranten kwamen terecht in “conventillos” of huurkazernes. Daarmee worden grote huizen bedoeld die tot 60 kamers telden die om binnenplaatsen gegroepeerd waren. Tot 1870 woonden er voornamelijk zwarten. Om er te logeren moest je huurgeld betalen. In 1885 bedroeg de maandhuur voor een ka mer tussen de 7 en 9 pesos. Ter vergelijking: een ongeschoolde arbeider verdiende in die tijd ongeveer 30 en een handwerker ongeveer 60 peso per maand. Ondanks de lage huurprijs probeerden vele huurders de prijs nog gevoelig te drukken door familieleden of landgenoten in onderhuur te laten wonen, waardoor vele kamers afgeladen vol waren, met vaak 6 bewoners per kamer. Omdat er in de meeste kamers
maar 2 bedden of matrassen waren, moesten de bewoners afwisselen om in bed
te slapen. Sanitaire voorzieningen waren er nauwelijks. Vaak deelden meer
dan 60 mensen een douche. Een gemeenschappelijke keuken was er niet; er
werd gekookt op kleine fornuizen bij de ingang van de binnenplaats. Door de
gebrekkige hygiëne braken vaak epidemieën uit en kwam het regelmatig tot
protestacties die de welgestelde bewoners van de stad in hun rust stoorden.
Veel zin hadden de protesten niet. Een poging om de woonomstandigheden te
verbeteren door middel van een vergunningsstelsel met bepaalde
verplichtingen mislukte. Een veel gebruikte maatregel van het stadsbestuur
om de orde te handhaven, was het op straat zetten van de bewoners of het
ontruimen van hele conventillos, zonodig met geweld. Zo werd ook de grote
huurstaking van 1907 met geweld onderdrukt. Talrijke persoonlijkheden en types die de tango gemaakt hebben tot wat hij is, en die in teksten worden beschreven, zijn uit de conventillo voortgekomen. De figuur van de compadrito geldt bijvoorbeeld als de personificatie van de integratie van immigranten en creolen. Ook delen van de onderwereld waren thuis in de conventillos: boeven, pooiers en hoeren woonden te midden van brave katholieke immigranten. Mensen met verantwoordelijkheidszin waren allesbehalve tevreden met die situatie en probeerden met de moed der wanhoop om hun kinderen niet te laten kijken naar die kwalijke figuren met hun opzienbarende kledij en hun opschepperig gedrag. Maar ze konden niet verhinderen dat er toch wel mannen waren die met hun op stoere wijze voorgedragen liederen indruk maakten op de jongere generatie. De immigranten kregen ook te maken met de vooroordelen van de naar de stad getrokken inheemse plattelandsbewoners die hen voor hun verdrijving uit de pampa verantwoordelijk achtten en spottende benamingen voor hen bedachten. Maar lang bleef de
vijandigheid niet duren. De Europese immigranten en creoolse nieuwkomers
zaten in hetzelfde schuitje. Ze mochten niet deelnemen aan de groeiende
welstand van het land, noch politiek, noch economisch, noch financieel. De
teleurstelling was enorm. Een volksopstand leek in de maak. Maar zover kwam
het niet. Hun zoektocht naar sociale aanvaarding, hun geworstel met
heimwee, frustratie en ontworteling zette zich om in woorden, muziek en
danspassen: ze vonden de tango uit. “Hacerse
De Argentijnse elite zat in een ivoren toren in het centrum van de stad en keek de eerste jaren niet om naar wat er zich in de stadsrand afspeelde. En toen ze uiteindelijk toch in de mot kregen dat de mensen er innig omstrengeld met elkaar dansten, toen distantieerden ze zich nog meer van het ruige volk en veroordeelden ze de tango als een vulgaire dans uit de bordelen. Vele van die conventillos
bestaan nog in opgeknapte vorm, zoals bijvoorbeeld de Casa de los Ezeiza,
de Conventillo de
|
||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
vorige | |||||||||||||||