hoofdpagina
reisfilms
Brugge
salsa
tango
tuinen
gastenboek

Jean-Pierre Van Loocke

stelt voor

Geschiedenis van de Argentijnse tango

 
 
  
 
 

 

VOORWOORD

 
Hoofdstuk 2   Vanaf de geboorte van de tango tot aan de Guardia Vieja
 

1492-1880:
ONTSTAANSGESCHIEDENIS ARGENTINIË EN URUGUAY

1880-1917:
VANAF DE GEBOORTE VAN DE TANGO TOT AAN DE GUARDIA VIEJA

1917-1935:
TANGO UP AND DOWN

1935-1955:
HET GOUDEN TIJDPERK VAN DE TANGO

1955-1990:
HET DONKERE TIJDPERK

1990 en verder:
NEO-TANGO

TANGO ALS DANS

SLOTBESCHOUWING

BIBLIOGRAFIE

 
 

Gastenboek: graag jouw mening over dit werkstuk!

 


3. TWEE WERELDEN IN ÉÉN STAD


Tot ongeveer 1910 kon zich in Argentinië een statistische, bijna feodale tweeklassenmaatschappij handhaven. De bovenlaag, de gente decente, had alle bezit en macht onder zich verdeeld en was niet bereid ook maar een klein deel daarvan af te staan. 95 % van de bevolking behoorde tot de onderlaag, de gente del pueblo. Ze waren aan de slag als ongeschoolde arbeiders, dienstpersoneel of handwerkers. Hogere onderwijsinstellingen bleven gesloten voor hun kinderen. Maatschappelijk hogerop komen was zo goed als onmogelijk. Een middenklasse was er niet. Die kwam er niet, omdat het plan van de regering mislukte om de gronden die van de Indianen afgepakt werden, te verdelen onder de migranten, zoals in de Verenigde Staten gebeurde. 

Het elitaire stadscentrum

Buenos Aires was een weerspiegeling van die tweeklassenmaatschappij: in het centrum van de stad woonde en werkten de welopgevoeden, de “gente decente”. Hun woonomgeving telde ee Tekstvak:  n 30-tal huizenblokken die rond de Plaza de Mayo gegroepeerd waren. Aan de Plaza de Mayo lagen de belangrijkste regeringsgebouwen, de beurs, banken en ook handelshuizen. Noordelijk van de Plaza de Mayo, met name aan de Calle Florida, stonden de nieuwe villa’s van de rijke families. Zij hadden hun huizen aan de zuidkant van de Plaza in de jaren zestig en zeventig van de 19de eeuw verlaten tijdens de grote cholera- en gelekoortsepidemie.

Het was een stadscentrum met standing. Nadat Buenos Aires in 1880 hoofdstad van Argentinië werd, werd in een mum van tijd een stadscentrum ontworpen dat moest schitteren in pracht en praal, met boulevards naar Frans voorbeeld en prachtige huizen en openbare gebouwen die je het gevoel gaven in Parijs of in Rome te zijn.

De arrabal (stadsrand): waar de tango ontstond

Tekstvak:  De gemarginaliseerde lagen van de maatschappij waren in het stadscentrum niet welkom en woonden daardoor noodgedwongen aan de rand van de stad: in de arrabal. Deze groeiende voorstadsgordel met eenvoudige huisjes, sloppen en ongeplaveide straten, omsloot de binnenstad en vormde de overgang naar de pampa. Tot de arrabal werden overigens ook die wijken in het centrum gerekend waar de maatschappelijke onderlaag haar thuis had. Stadsdelen als San Telmo, La Boca , Corrales Viejos, Barracas en El Bajo waren onderdeel van de arrabal. Rijkere stadsdelen zoals Flores en Belgrano hoorden, hoewel nog verder buitenaf gelegen, er niet bij. De begrippen “stadsrand en “centrum” duidden in Buenos Aires niet zozeer een geografische plaats aan, als wel een sociale realiteit.

Ze waren met velen. 95 % van de bevolking van Buenos Aires woonde er. Het was een bont allegaartje van mensen: plattelandsvluchtelingen, handwerkers, handelaars, dagloners, havenarbeiders, mensen die in fabrieken en in verpakkingsbedrijven werkten of in het slachthuis, soldaten, matrozen, creoolse boeren, immigranten, zwarten, families, kinderen, ouders en ook kleine criminelen, zwervers, pooiers en hoeren.

Tekstvak:  De elite deed erg laagdunkend over de arrabal. Voor hen was het een gistende pot van “minderwaardige bewoners, mensen op de vlucht voor het gerecht, moordenaars, pooiers, smokkelaars, gokkers, leeglopers, hoeren en bedelaars.” Het snelgroeiende en steeds onrustiger proletariaat vormde voor de elite van het land een enorme bedreiging. Daarom is het ook niet verwonderlijk dat de bovenlaag van de bevolking de arrabal aanzag als een thuishaven voor prostitutie en kleine criminaliteit. Al diegenen die er woonden, 95 % van de bevolking, werden bestempeld als gangsters, pooiers en hoeren. Hun taal, het lunfardo, werd bewust als een gangsterjargon in een kwaad daglicht gesteld, en hun culturele uitdrukkingsvorm de tango werd naar de woorden van schrijver Leopoldo Lugones als een “bordeelreptiel” afgedaan. Lugones was ook niet mals voor de arrabal en zijn bewoners die hij “de broedplaats van de hel” noemde. Andere Argentijnse intellectuelen noemden de arrabal een crimineel hoerenkwartier. Ook Sarmiento beschreef de volkswijken als de meest barbaarse van alle plaatsen. Vandaag de dag denken nog vele mensen, waaronder heel wat tangoliefhebbers, dat de tango is ontstaan in de bordelen. Het is een cliché dat opzien baart, exotisch klinkt en daardoor volgens velen best in stand gehouden blijft.

In deze volksbuurten gold de wet van de sterkste en waren er spanningen tussen migranten en mensen van ter plaatse, tussen migranten en hun kinderen, tussen mensen van verschillende politieke overtuigingen. En zonder inspraak in politiek en in de economie ontstond er een gevoel van heimwee, ontworteling, frustratie en bitterheid.

 

 

 
       
       
       
vorige