|
|||||||||||||||||||||||||
|
Hoofdstuk 2 Vanaf de geboorte van de tango tot aan de Guardia Vieja |
|||||||||||||||||||
|
9. DE MUZIEKINSTRUMENTEN
Makkelijk
draagbaar
De
meeste muziekgroepjes die rond 1880 door de volkswijken trokken waren
trio’s. Ze speelden op instrumenten die gemakkelijk konden worden
meegenomen, zoals de fluit, gitaar en harp. Al spoedig deed ook de viool
zijn intrede, mogelijks door toedoen van joodse immigranten. De gitarist
zorgde voor de begeleiding en voor het harmonische geraamte. De violist,
harpist en fluitist speelden al improviserend de melodie. Soms speelden de
musici ook op een mandoline, klarinet, mondharmonica of accordeon, en ook
de gewone kam (de “peine de papel”) was populair.
Improvisatie
Onder
de toenmalige muzikanten was er bijna niemand die een muzikale opleiding had
gevolgd of die noten kon lezen. Ze speelden op het gevoel en het gehoor en
vonden vaak nieuwe melodieën uit. Wat beviel, werd net zo lang herhaald,
tot er een soort muziekstuk was ontstaan. Maar omdat deze melodieën nooit
opgeschreven werden, gist men er tegenwoordig naar hoe ze precies hebben
geklonken.
Repertoire
Het
repertoire van de trio’s was een bonte mengelmoes. Ze speelden walsen,
mazurka’s, milonga’s, habanera’s, Andalusische tango’s en op zeker moment
ook de Argentijnse tango. Welk trio voor het eerst een echte tango speelde,
is niet geweten.
Radio’s bestonden er nog niet. De muziek moest dus live of op
draaiorgels gespeeld worden. Het draaiorgel was een belangrijk instrument voor
de verspreiding van de nog jonge tangomuziek. Italianen trokken ermee door
de straten van de arrabal en langs de binnenplaatsen van de huurkazernes.
Op die patio’s organiseerden de immigrantenfamilies op zondag af en toe
feesten en dansten toen tussen de wals en mazurka ook wel eens een tango.
In
tangoteksten komt de draaiorgel o.a. voort in “El último organito”
(1949)(geschreven door Homero Manzi en op muziek gezet door zijn
broer Acho) en “Organito de la tarde”( 1924)(geschreven door Jose González Castillo
en op muziek gezet door Cátulo Castillo).
De
muziek klonk toen nog vrolijk, maar daar zou verandering in komen op het
einde van de 19de eeuw door de introductie van de bandoneon. De bandoneon
Tegen
het einde van de 19de eeuw arrriveerde een tot dan toe onbekend instrument:
de bandoneon. Het instrument kon door zijn veelzijdigheid een heel orkest
vervangen en werd algauw in de tango ensembles opgenomen. De bandoneon gaf
de tango een melancholische ondertoon, die heel goed de gevoelens van de
ontheemde mensen uit de arrabal wist te vatten.
Duitse import
Het
instrument werd ontwikkeld rond
Over hoe het instrument naar Argentinië geraakte, bestaan vele
legendes. De meest gehoorde is dat een Ierse matroos een bandoneon in 1890
meehad en die als onderpand voor alcohol achterliet in een bar. Maar er
gaan ook stemmen op dat de bandoneon al in
Menselijke trekjes
De
bandoneon werd het hoofdinstrument van de tango en in veel tangoteksten ook
de hoofdpersoon zelf: de tekstschrijvers maakten van hem bijna een mens.
Nooit wordt hij zomaar bespeeld; hij jammert, bromt, klaagt, huilt. Vele
tangodichters wijdden hele teksten aan de bandoneon.
Pascual
Contursi vergelijkt in “Bandoneon arrabalero” (Bandoneon van de arrabal)
het instrument met een kind dat in de steek is gelaten. De hoofdpersoon
voelt zich ook in de steek gelaten en neemt het instrument mee naar zijn
kamer om het in zijn armen te wiegen en troost te zoeken. De bandoneon is
de enige die de verlaten “hombre tanguero” kan begrijpen. De bandoneon
wordt de treurende ziel van de man die zingt en zo uitdrukking geeft aan
zijn pijn.
Bandoneón arrabalero (1928) (tekst: Pascual Contursi,
muziek: Juan Bautista Deambroggio)
Alma de bandoneón (1935) (tekst en muziek: Enrique Santos
Discépolos)
Enrique
Santos Discépolos droeg ook een lied op aan de bandoneon. In Alma de bandoneon
(Ziel van de bandoneon) vergelijkt hij de bandoneon met een treurende ziel.
Een man komt tot de vaststelling dat zijn bandoneon een vreselijke klank
produceert. Hij begint erdoor de vertwijfeling te begrijpen die door het
instrument wordt losgewoeld.
Deze
liedjes geven aan hoe belangrijk de bandoneon wel geworden is. Eerst wordt
hij niet begrepen, dan wordt hij in de armen genomen en tenslotte wordt het
instrument zelf zielentrooster en dominerende hoofdrolspeler van de tango,
die als enige de stem van de mens kan vervangen bij het uiten van zijn
treurige waarheden.
Uniek
Het
succes van de bandoneon ligt ook in het feit dat het instrument nieuw was
en nog niet verbonden was aan een muziekstijl. De Spanjaarden hadden de
gitaar naar Argentinië meegebracht, de Afrikanen hun djembes en de
Italianen de accordeon. De Argentijnen die erop begonnen te spelen konden
op geen enkel voorbeeld terugvallen. Geheel onvooringenomen verkenden de
autodidacten de mogelijkheden ervan. Italianen speelden er Napolitaanse
deuntjes op, creoolse landarbeiders begeleidden er hun dansen mee, en
tangotrio’s namen het instrument op in hun ensemble.
In
het begin speelden de muzikanten op het gehoor en leerden elkaar de
verschillende stukken aan de hand van de juiste posities van de vingers. Er
waren noch bandoneonleraars noch leermethodes, en slechts enkele muzikanten
konden noten lezen. De eerste bekende bandoneonleraar was Sabastián Ramos
Mejía, “El Pardo”, die aan veel bandoneonisten van de Oude Garde lesgaf.
Mede door hem veroverde de bandoneon rond de eeuwwisseling de muziekscène
en veranderde ze de jonge muziekstijl fundamenteel.
Nieuwe langzamere ritmiek
De
bandoneon maakte heel snel opgang. Het instrument kon zo goed de gemoedstoestand
van de melancholie uitdrukken en de gevoelstoestand van veel immigranten
die in hun nieuwe vaderland teleurgesteld waren in hun verwachtingen. De
bandoneon was zo krachtig van klank, dat ze al gauw de fluit verdrong naar
de achtergrond.
Maar
het was wel een moeilijk te bespelen instrument. Links liggen de bassen en
de lagere tonen, waarvan de warme klank aan een cello doet denken; rechts
zitten de hoge tonen die klinken als een klarinet of een viool. In het
middenregister zit nog een octaaf, het 5de. Het is een diatonisch
instrument: een en dezelfde toets brengt 2 geheel verschillende tonen
voort: de ene bij het uittrekken van de balg, de andere bij het induwen
ervan.
Omdat
de toenmalige bandoneonisten hun instrument alleen maar elementair beheersten,
speelden ze de snelle vrolijke staccato-melodieën van de tango langzamer
dan tot nog toe. Het nieuwe tempo beïnvloedde niet alleen het karakter van
de tangomuziek, maar ook de ritmiek: het habanera-ritme werd steeds
langzamer gespeeld, tot er een 4/8 maat ontstond, waarin
iedere achtste even sterk benadrukt werd. Men ging dus van tam, ta tamtam
naar ta ta ta ta. Deze ogenschijnlijk kleine verandering was te danken aan
Francisco Canaro. De tango werd erdoor veel strenger en kreeg een veel
regelmatigere ritmiek.
Typische Argentijns
De
banoneon was in Duitsland tot voor de Tweede Wereldoorlog in een fikse
concurrentiestrijd gewikkeld met de accordeon. De accordeon won de strijd,
doordat Holmer, de bouwer van de accordeon, een van de weinige fabricanten
was die met de nazi’s meezeulde. Daardoor kon hij na de oorlog meteen
beginnen te produceren, wat hem een grote voorsprong gaf. Bovendien kreeg
de bandoneoncultuur tijdens de oorlog ferme klappen, doordat de nazi’s vele
arbeiders, communisten en joden ombrachten die ervoor bekend stonden goed
overweg te kunnen met de bandoneon. In Argentinië echter bleef de bandoneon
overeind.
Vele knoppen
De
bandoneon had aanvankelijk 32 knoppen. Tegen de 2de helft werden het er 71,
waarvan
In
1937 werd een bandoneon gebouwd met 118 knoppen. Minotto, een bandoneonist
uit het orkest van Francisco Canaro speelde erop. Niemand deed het hem na.
Piano in plaats van fluit en
gitaar Het
duurde nog even voordat de piano zijn intrede deed in de ensembles. In 1908
vormden Loduca, Castriota en Canaro het eerste trio dat bestond uit
bandoneon, viool en piano.
Rond
1915 wordt de gitaar en de fluit verdrongen uit het kwartet. De fluit moest
de duimen leggen voor de bandoneon die te overheersend was geworden en te
sterk afweek van de bandoneon. De gitaar klonk te zacht en werd vervangen
oor de piano die beter opgewassen was tegen de luide bandoneon. Bovendien
trokken de musici nu niet meer rond, maar traden ze meestal op in vaste
lokalen, zodat het probleem van een te verplaatsen piano zich niet stelde.
De gitaar zou evenwel niet volledig verdwijnen. Met de opkomst van de
tango-canción zou ze weer ten tonele verschijnen, evenals in de periode na
het gouden tijdperk van de tango, wanneer weer kleinere ensembles de kop opstaken.
Aangezien
er in die tijd nog geen contrabas werd gebruikt, moest de piano helemaal
alleen instaan voor de ritmische begeleiding. Firpo kon heel goed
dynamische contrasten leggen in de geluidssterkte. De afzonderlijke
instrumenten smolten als het ware samen tot 1 orkestklank. De piano gaf
leiding aan het geheel en zorgde voor de ritmische basis. De bandoneon
stond op de voorgrond van het orkest en speelde meestal het belangrijkste
thema van het stuk. De viool zorgde voor de tegenzang, de contracanto genoemd,
wat inhoudt dat de viool de melodie aanvulde en versterkte.
Een
probleem was dat de piano nogal luid klonk in vergelijking met de andere
instrumenten. Een elektronische versterker die het geluid van de andere
instrumenten kon optillen, bestond toen niet. Francisco Canaro bedacht in
1916 een oplossing voor het probleem door een 2de bandoneon en een 2de
viool te gebruiken, die steeds unisono (identiek hetzelfde) speelden, dit
om tegen het volume van de piano op te kunnen. Contrabas
Maar
het kon nog beter. Het instrument dat de ritmische basis van de
tango-orkesten kon versterken, ontbrak nog: de contrabas. Roberto Firpo had
er al mee geëxperimenteerd, maar het was Canaro die in 1916 de contrabas
tot een vaste waarde zou maken in het tango-orkest. Door de baslijn van de
piano te verdubbelen te zorgen voor een vaste ritmische basis. Daarnaast
ontwikkelde hij aparte begeleidingsvormen voor de bas, zoals de “golpe
cayengue”, waarbij de bassist met het houten gedeelte van zijn strijkstok
op de snaren slaat.
Het
sexteto tipico was compleet: 2 bandoneons, 2 violen, een piano en een
contrabas. In deze bezetting zou het meer dan 20 jaar bepalend zijn voor de
tangomuziek.
|
||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
vorige | |||||||||||||||||||