hoofdpagina
reisfilms
Brugge
salsa
tango
tuinen
gastenboek

Jean-Pierre Van Loocke

stelt voor

Geschiedenis van de Argentijnse tango

 
 
  
 
 

 

VOORWOORD

 
Hoofdstuk 2  Vanaf de geboorte van de tango tot aan de Guardia Vieja
 

1492-1880:
ONTSTAANSGESCHIEDENIS ARGENTINIË EN URUGUAY

1880-1917:
VANAF DE GEBOORTE VAN DE TANGO TOT AAN DE GUARDIA VIEJA

1917-1935:
TANGO UP AND DOWN

1935-1955:
HET GOUDEN TIJDPERK VAN DE TANGO

1955-1990:
HET DONKERE TIJDPERK

1990 en verder:
NEO-TANGO

TANGO ALS DANS

SLOTBESCHOUWING

BIBLIOGRAFIE

 
 

Gastenboek: graag jouw mening over dit werkstuk!

 

 

8. DE WORTELS VAN DE TANGOMUZIEK

Het woord tango

Waar de tango vandaan komt, staat tot op vandaag nog steeds niet vast. Zelfs de oorsprong van het woord “tango” is in de nevels van de geschiedenis blijven hangen.

Kunstcriticus Vicente Rossi schreef in zijn boek Cosas de negros in 1926 dat het woord ontleend is aan een Afrikaans dialect. Dat zou best kunnen, want Buenos Aires en Montevideo waren jarenlang belangrijke overslagplaatsen voor slaven.

Men is het er niet over eens of de Congolese dans “lango”, de Nigeriaanse Yoruba-god Shángò (god van de donder en de stromen) of het Bantoewoord voor dansen “tamgoe” model stonden.

Ricardo Rodríguez Molas deed etymologisch onderzoek en zegt dat het woord tango stamt uit Congo, Soedan, Angola en Mali en “besloten of omheinde plaats” of “kring” betekent. Later wordt het de benaming voor de plaatsen waar de slaven voor hun inscheping verzamelden.  

Rossi gaat nog verder. Niet alleen het woord, ook de dans zou een uitvinding zijn van de Afrocreolen in Buenos Aires en Montevideo en zou verwijzen naar de dansfeesten van de negers in de sociedades de negros. Een kroniek vermeldt dat er in 1802 in Buenos Aires een “huis van de tango” was. Een andere heeft het over een geldinzameling van zwarten in 1821 voor de “tango de bayle”. Een tijdgenoot die als “viejo tanguero” in 1913 schrijft in het tijdschrift Critica vertelt over het ontstaan van de tangodans en beschrijft hoe de negerbevolking uit de Afrikaanse candombedans de tango heeft ontwikkeld.

Misschien is het woord wel van Cubaanse oorsprong. Esteban Pichardo schreef in de “Diccionario Provincial de Voces Cubanas” in 1836 dat het een plaats is waar de pas aangekomen negers uit Afrika samenkwamen om te dansen op het ritme van trommels en pauken (tambores y atabales).

Of komt het uit Mexico? Muziekhistoricus Carlos Vega wijst erop dat er in de 18de eeuw in Mexico een dans bestond die tango heette. De dansers dansten niet per koppel, maar afzonderlijk. In archieven van de Inquisitie is een verwijzing terug te vinden uit 1803 naar de “oude tango”, een Mexicaans liedje.

J. Corominas gaf in zijn Breve diccionario aan dat er op het Canarische eiland El Hierro een dans was die tango noemde. Aangezien de inwoners van de Canarische Eilanden lange tijd onder Portugese invloed stonden, zou het kunnen dat het woord komt van het Portugese tanger (aanraken, een instrument bespelen), dat afgeleid is van het latijnse werkwoord tangere. Dit zou dan meteen ook kunnen verklaren waarom men in de 19de eeuw sprak van tango andaluz.

Het is ook mogelijk dat het woord tango verwijst naar tambo, een afgeleide vorm van tampu uit het Quechua.

Dat woordenboeken soms raar uit de hoek kunnen komen, blijkt uit het woordenboek van de Spaanse Koninklijke Academie uit 1925. Daar staat dat tango een dans is van de high society die in het begin van de 20ste eeuw werd ingevoerd uit Amerika. Pas in de editie van 1984 wordt tango gedefinieerd als een Argentijnse dans.

Speculaties troef dus. Het meest waarschijnlijke lijkt mij dat het woord van Afrikaanse oorsprong is. En als dat zo is, vanwaar dan de link met Buenos Aires en Montevideo. Wel, er was aan zwarten geen gebrek in deze steden. In Buenos Aires was in de eerste helft van de 19de eeuw 1/4 van de bevolking zwart. In Montevideo waren het er nog meer.

Het woord milonga

Leuk is ook de zoektocht naar de etymologie van het woord milonga. Volgens Jose Gobelo (stichter van de Academia del lunfardo) komt het woord milonga uit het Afrikaans, van quimbunda (wat het meervoud is van mulonga). Mulonga betekent “woord”. Dus met milonga worden woorden bedoeld, de woorden van de payadores.

In 1872 schrijft Jose Hernandez in zijn bekend boek “Martin Fierro” over het leven van een gaucho. Daarin wordt het woord gebruikt als een plaats waar je kan dansen. In 1883 schrijft Ventura Lynch dat de milonga in de rand van de stad overal gedanst wordt op bijeenkomsten en dat de instrumenten die erbij gebruikt worden ofwel gitaars, accordeons, kam en papier zijn. En dat er ook straatmuzikanten het spelen met fluit, harp en viool. En dat het ook wordt gedanst in casino’s voor de lagere klassen rond de markt.

Nu heeft milonga vele betekenissen: de muziek, de dans, een dansruimte en overvloedig woordgebruik. No me vengas ahora con esa milonga!

 

Voorlopers van de tango

Candombe

De candombe was de dans van de zwarte slaven. In de dans vermengden ze elementen van hun godsdienst (de Bantoereligie) met elementen uit het katholicisme, waardoor het door de kerk oogluikend werd toegestaan. De dansers stelden zich op in rijen en liepen op elkaar toe. De optocht bestond uit 5 choreografisch vastgelegde scènes die niet 2 aan 2, maar groepsgewijs werden gedanst.

Enige gelijkenis met de tango als dans lijkt hier ver af, hoewel het zou kunnen dat het dankzij de candombe is dat mannen bij het dansen van tango vaak door hun knieën gaan, omdat gebogen knieën voor meer flexibiliteit zorgen, wat belangrijk is bij het veranderen van richting.

Muzikaal zijn er nauwelijks raakvlakken tussen de candombe en de tango. Zo verschillen niet alleen de muziekinstrumenten volledig (want in de tango worden nooit trommels of slaginstrumenten gebruikt), maar ook harmonisch of melodisch zijn er geen raakvlakken. Zelfs de ritmiek lijkt compleet anders. Alhoewel, ritmisch is er toch wel sprake van beïnvloeding, via de clave, een ritmische vorm die aan de grondslag ligt van de Latijns-Amerikaanse muziek en ook van de 3 muziekstijlen die als directe voorlopers van de tango worden beschouwd: de Afro-Cubaanse habanera, de tango andaluz en de milonga.

Typisch bij de claveis dat er syncopes worden gebruikt. Dat is o.a. het geval bij de typische Centraal- en West-Afrikaans ritmes, de cinquillo en de tresillo, waarbij ternaire ritmes worden gebruikt in binaire maten. Zo heb je bij de cinquillo 5 noten in een ritme met 4 maten (dus in 4/4) (zie hiernaast links).

 

 

 

 

Een keer per jaar, tijdens het karnaval, dat van kerstmis tot driekoningen duurde, traden de zwarten met hun dans naar buiten en konden de blanke stedelingen uit Montevideo en Buenos Aires met de candombe kennismaken. Blijkbaar ging het er daarbij heel lijfelijk aan toe, want het regende klachten als zouden de dansen een aanslag vormen op de openbare zeden. De dansensembles wedijverden onder elkaar om de beste te zijn. De concurrentie was bikkelhard en soms liep de naijver uit op bloedige vechtpartijen. In 1877 gingen de zwarten zodanig met elkaar op de vuist dat de overheid besliste om de straatfeesten te verbieden. Volgens de “Viejo tanguero”, een kroniekschrijver uit die tijd, gaf het verbod de zwarten een boast om danslokalen op te richten, waar ze min of meer achter gesloten deuren hun danspassie konden botvieren.

Nieuw waren de danslokalen niet. In Buenos Aires werd al in 1821 gesproken over den "casa de tango de bayle" (tangodanshuis). De muziek die er gespeeld werd, was nog niet de tangomuziek die we nu kennen. Die zou pas later ontstaan, toen de culturen van de verschillende bevolkingsgroepen in de arrabales versmolten tot een dansmuziek waarmee de nieuwe bewoners zich identificeerden. Maar het geeft wel aan dat het woord tango als benaming toen al bestond in de betekenis van een ruimte waar zwarten dansten.

De dans werd gaandeweg ook gedanst in de danslokalen door compadritos, waar toen al de traditionele milonga werd gedanst. Maar de tango leek toen nog niet op de tango die we nu kennen. In plaats van innig verstrengeld te dansen, gingen de paren op de maat uit elkaar en imiteerden ze de bewegingen van de candombe.

 

Habanera

De habanera was net zoals de tango een muziekstijl waarbij gezongen werd en een dansvorm waarbij in paren gedanst werd. Ze ontstond rond 1825 in de voorsteden van Havana uit de contradans die in Europa gedanst werd aan het koninklijk hof in Frankrijk en Engeland en zijn weg vond naar Amerika via Haïti, waar zwarte slaven de dans kleurden.

Door de levendige uitwisseling tussen kolonie en moederland kwam de habanera van Cuba naar Spanje, waar ze geïntroduceerd werd in het volkstheater (in zarzuelas) en een tijdlang heel populair was. De dans werd zodanig geassocieerd met Spanje dat Jules Massenet in zijn opera El Cid een habanera toevoegde om de opera meer Spaans cachet te geven. Beroemd is de habanera “L’amour est un oiseau” uit de opera “Carmen” van Georges Bizet: zie hierboven.

Het duurde niet lang of ook de Parijse aristocratie liep er warm voor en aangezien de Argentijnse aristocratische kringen alles wat in Parijs gebeurde fantastisch vonden, onthaalde Buenos Aires de habanera ook met open armen. In Buenos Aires werd de habanera voor het eerst opgevoerd in een zarzuela in 1849.

Ook het gewone volk geraakte erdoor in de ban, nadat Cubaanse matrozen enthousiast de habanera dansten in de havenkroegen van Buenos Aires en Montevideo.Binnen de kortste keren concurreerde ze met de andere modedansen van die tijd: de mazurka, polka, scottish en wals.

Wat de habanera zo interessant maakte voor de tango was het trage tempo (maatsoort 2/4 net zoals in de tango’s tot in het begin van de 20ste eeuw), waardoor de dansers soms wandelen, net zoals in de tango. Vandaag de dag is het wandelen nog steeds het eerste wat nieuwelingen zich dienen eigen te maken wanneer ze een initiatie tango voor beginners volgen. Afgezien van het wandelen waren er op dansvlak geen gelijkenissen met de tango, tenzij misschien dat de habanera gratieuzer was dan de contradans. 

Een veel voorkomende ritmische grondstructuur in de habanera was een tweekwartsmaat die is opgebouwd uit een gepunteerde achtste, een zestiende en nog twee achtste noten.

Het levert een trager en hoekiger ritme op. Dit ritme werd door de habanera doorgegeven aan de tango andaluz en de milonga (werd ook “habanera van de arme man” genoemd). Omdat deze drie muziekstijlen alleen maar melodisch van elkaar verschilden, werden ze toendertijd vaak door publiek en componisten met elkaar verwisseld.

De habanera wordt ook soms tango americano genoemd om  haar te onderscheiden van de tango andaluz die wat later ook halte hield in Buenos Aires.

 

Tango andaluz

De tango andaluz ontstond rond 1850 in Cadiz en is een klassieke flamencovorm begeleid op gitaar. Het is zowel een liedvorm als een dans. Aanvankelijk werd hij door een vrouw alleen, later door een of meerdere paren met castagnetten gedanst, zonder dat de partners elkaar aanraakten. De tango andaluz kwam niet als dans naar Argentinië, maar alleen als lied of couplet in het volkstheater.

 

Milonga

Het woord milonga komt waarschijnlijk uit het Kundumbu, een dialect van het Bantoe (uit Oost-Afrika), waar het zoiets betekent als “woorden”, “kritiek geven met woorden” en “verleiden en overtuigen”. In Brazilië betekent milonga nog steeds “woorden”. In Buenos Aires en omgeving wordt het rond 1870 ook gebruikt om er zowel een dansfeest mee aan te duiden als de plaats waar die plaatsvindt. Het woord wordt ook gebruikt voor een wirwar.

Wilkes houdt er nog een andere betekenis op na. Het zou een samenvoeging zijn van “melos” (melodie) en “longa” (lang), afgeleid van de lange verzen die typisch zijn voor de milonga.

De milonga kwam tot ontwikkeling op de pampa. Volgens de Argentijnse etnomusicoloog Quintín Quintana ontstond de milonga in de 18de eeuw in het zuiden van Brazilië. Gaucho’s lieten zich inspireren door de candombe van de negerslaven op het platteland en zorgden op de vihuela (= gitaarachtig instrument uit de 16de eeuw, ontstaan in Spanje, voorloper van de gitaar) en later de gitaar voor hun eigen interpretatie van de candombe.

De gaucho’s verspreidden zich van midden-Brazilië tot in het zuiden van Argentinië en met hen ook de milonga. Deze milonga kreeg afhankelijk van de streek een eigen naam: chamarrita in Entre Ríos, ponto, baiao, coco, forró, lundú, samba de roda, choro in Brazilië, rasguido doble in Uruguay’ en takirari in Bolivië.

De muziek werd gebracht door landelijke improvisatiezangers die payadores werden genoemd. Het waren als het ware de troubadours, barden of minnezangers van Argentinië, Uruguay en Zuid-Brazilië. Ze trokken van de ene nederzetting naar de andere om roddels en nieuwtjes zingend te verspreiden.

Hun verslag over de actuele gebeurtenissen brachten ze in versvorm. De begeleiding op vihuela en later gitaar was eenvoudig en de melodie eentonig en met vele herhalingen. Er werd niet bij gedanst. De meest gebruikte stijlen waren de Ci fra, de Estilo en wat we nu de milonga noemen.

Bij de Cifra (zie hiernaast rechts) zongen de troubadours meestal 10-regelige epische gedichten, waarbij er ook stukken niet gezongen, maar voorgedragen werden. De Cifra heeft melodieën die sterk op lettergrepen lijken. Het ritme is 3/4 of 6/8, anders dus dan in de milonga. Er zitten ook pauzes en stiltes in. De naam verwijst naar een manier in de koloniale tijden om de akkoorden voor de gitaar te noteren met cijfers.

De strofes bij de Estilo telden ook 10 regels. Kenmerkend is het lied wordt voorafgegaan door een instrumentale prelude, ook wel punteo genoemd. Daarna komen er 3 delen: de estilo, de cielito en de final de estilo. De Estilo werd beïnvloed door het Inca yaravi, een inheemse taal die al bestond van voor Colombus naar Amerika trok. 

De payadores (rondreizenden minnezangers) trokken van stad naar stad met hun gitaar om er op te treden in elke pulpería (landelijk café).  Ze wedijverden onderling om de verzen zo goed mogelijk spontaan te improviseren. Ze deden dat in poëzie- en zangwedstrijden, de zgn. contrapuntos, die soms dagen konden duren, net zo lang tot het publiek door middel van applaus de slagvaardigste van alle sneldichters aanwees.

De milonga had aanvankelijk hetzelfde ritme als de habanera, dus heel langzaam, om te kunnen dienen als begeleiding voor de improviserende zangers. Men spreekt in dit geval van de milonga campera (de landelijke milonga). Enkele bekende vertolkers van deze stijl zijn Gabino Ezeiza (1858-1916), José Bettinoti (1878-1915)n Juan Pedro López (1885-1945) en Atahualpa Yupanqui (1908-1992).

Eens in Buenos Aires en Montevideo aanbeland, versnelde het ritme enorm, onder invloed van de candombe. De milonga urbana, zoals de variant werd genoemd, werd veel sneller, levendiger en met sterke accenten gespeeld en er werd ook op gedanst. In het begin gebeurde dat in hoofdzaak door compadritos die ermee de zwarten nabootsten die in hun danslokalen de candombe dansten.

De milonga bestaat nog steeds. Op tangosalons wordt naast Argentijnse tango altijd ook Argentijnse wals en de vrolijke, feestelijke milonga urbana gespeeld. Anders dan de tango die in de loop der jaren steeds geraffineerder werd, wijkt de milonga niet zo heel sterk af van in de beginjaren. Anders dan de tango die in de vanaf de jaren 1920 van maatsoort veranderde: van 2/4 naar 4/8 en 4/4, bleef de maatsoort voor de milonga de 2/4.  

Voorbeelden van talrijkere artiesten die milonga urbana liedjes uitbrachten, zijn: Angel Villoldo, Francisco Canaro, Aníbal Troilo, Astor Piazzolla, Horacio Salgan, Carlos Di Sarli, Juan D’Arienzo, Julio De Caro, Julián Plaza, Sebastián Piana, Mariano Mores, Pedro Laurenz, Edmundo Rivero.

 

Wals, polka, mazurka

Typisch bij de tango als dans, is dat de danspartners recht tegenover elkaar staan en met beide handen elkaar aanraken. De tango was niet de eerste dans in de geschiedenis waarbij dat gebeurde. In de renaissancetijd waren er al dansen waarbij er een zekere vorm van intimiteit was tussen de dansers, maar die werden slechts in beperkte kring gedanst.

De eerste dans waarbij de man de rechterhand van de vrouw vasthoudt met zijn linkerhand en zijn rechterarm rond haar lichaam houdt, was de Weense wals, die als een rage over Europa waaide in de jaren ’30 van de 19de eeuw. De tweede stond bekend als de polka, en brak door in de jaren ’40 van diezelfde eeuw. De scottish en de mazurka werden bekend in het daaropvolgende decenium.

Dicht dansen werd een tijdlang misprijzend bekeken door de maatschappij. Een evidentie was het niet. In Parijs werd de Weense wals pas vanaf 1850 sociaal aanvaard, nadat de directeur van de Opera in Parijs het gedurfd had om de Weelse wals in zijn programmatie op te nemen en de Parijzenaars vol curiositeit naar deze zgz. schandalige dans kwamen kijken. De man werd voor zijn durf beloond, want de avond werd een groot succes. Parijs aanvaardde de close hold en de rest van de wereld ook.

De polka deed in 1845 in Buenos Aires zijn intrede, via Parijs. De Scottish en mazurka werden bekend in 1850.


 
       
       
       
vorige