hoofdpagina
reisfilms
Brugge
salsa
tango
tuinen
gastenboek

Jean-Pierre Van Loocke

stelt voor

Geschiedenis van de Argentijnse tango

 
 
  
 
 

 

VOORWOORD

 
Hoofdstuk 2   Vanaf de geboorte van de tango tot aan de Guardia Vieja
 

1492-1880:
ONTSTAANSGESCHIEDENIS ARGENTINIË EN URUGUAY

1880-1917:
VANAF DE GEBOORTE VAN DE TANGO TOT AAN DE GUARDIA VIEJA

1917-1935:
TANGO UP AND DOWN

1935-1955:
HET GOUDEN TIJDPERK VAN DE TANGO

1955-1990:
HET DONKERE TIJDPERK

1990 en verder:
NEO-TANGO

TANGO ALS DANS

SLOTBESCHOUWING

BIBLIOGRAFIE

 
 

Gastenboek: graag jouw mening over dit werkstuk!

 


7. TYPETJES UIT DE ARRABAL

Gringo, gallego, ruso, cocoliche

De creoolse bevolking was niet erg opgezet met de vele migranten. Ze vormden voor hen een grote bedreiging, want vele immigranten waren bereid om om het even welk werk te doen. De creolen deden daarom kleinerend over de migranten en noemden ze gringo, gallego of ruso.

Met gringo bedoelden ze de Italiaanse immigranten die extreem zuinig waren en van elke vorm van genot afkerig stonden. Een gallego was volgens hen een Spanjaard, ongeacht of die van Gallicië ws of niet. De typische gallego gold als simpele boerse pakezel, traag van begrip en voor ieder soort werk te vinden. Oost-Europeanen en joden werden rusos genoemd. De rusos zagen er volgens hen altijd vuil uit en vreemd uitgedost.

Er waren nogal wat Italianen onder de migranten. De meesten van hen kenden met moeite een woord Spaans. Italiaans spraken ze ook niet, maar wel het dialect van hun streek van afkomst. In Montevideo en Buenos Aires versmolten deze dialecten met het Spaans tot een vreemd taaltje, het cocoliche genoemd. Doordat de kinderen van de migranten naar school gingen en er Spaans volgden en ook in  het leger en op hun werk Spaans leerden, verdween het cocoliche al snel na de eerste generatie migranten. Maar het woord cocoliche werd ook gebruikt om ermee de Italiaans immigranten aan te duiden.

De compadre: gaucho zonder paard

Gaucho’s waren avonturiers te paard, vaak mestiezen van indiaans-Afrikaans-Spaanse afkomst, rondtrekkende veedrijvers. Ze ondergingen een tragisch lot. Tijdens de zuivering van het platteland, werd niet alleen op de indiaanse inheemse bevolking maar ook op de gaucho’s jacht gemaakt. Daarbij werden ze ofwel gedood, ofwel uit hun leefgebied, de pampa, verdreven. Terugkeren naar de pampa kon niet, want grootgrondbezitters plaatsten overal hekkens om hun terrein af te bakenen.

Jaren later werden ze door schrijvers en poëten verheven tot nationale helden en geïdealiseerd als het summum van creoolse ridderlijkheid: eenzaam, trots, trouw en moedig, behendig met het mes, te paard en op de gitaar.

De gaucho wordt vooral geassocieerd met een gitaar en een paard, 2 zaken die hij van de Spanjaarden had geërfd. Toen hij in Buenos Aires aankwam, verscheen hij er te voet en zonder paard. Ontworteld, de beroemd-beruchte compadre of guapo genoemd.

De stadsrand van Buenos Aires was voor de compadre minstens zo vreemd als voor de Europeanen. Met zijn vaardigheden van in de pampa’s kon hij niet veel aanvangen in de stad; Het makkelijkst kon hij nog werk vinden in een van de vele slachthuizen. Net zoals de immigranten moest hij voor zijn onderkomen genoegen nemen met een kamertje in de conventillos. Het enige wat hij wel nog had, was zijn gitaar en zijn muziek, de zang en dans van de pampa, waarmee hij de Argentijnse tango beïnvloedde.

In de arme barrio’s probeerden de ontheemde gauchos zich te laten gelden als heldhaftige mannen die veel belang hechten aan mannelijke eer en moed (guapo betekent in de volkstaal moedig). Velen onder hen droegen provocatieve kledij en messen en maakten er vaak ook gebruik van in messenduellen. Die werden om de meest uiteenlopende redenen gehouden en vanzelfsprekend ook ter verdediging van de eer van de vrouw, een thema dat vaak aan bod kwam in tangoliedjes en dat ook door tangodansers werd aangegrepen om hun figuren nog wat krachtiger te laten overkomen.

Vele compadres vonden werk als voerman of als ruiter die het rundsvee naar de slachthuizen moest leiden. Er waren er ook die ingehuurd werden door de politie om de orde te helpen handhaven in buurten waar de politie zelf niet echt vat op had. Hun haantje-de-voorste gedrag legde hen geen windeieren. De mensen keken naar hen op. Het duurde niet lang of de compadres trokken ook de dansvaardigheden naar zich toe. Aanvankelijk dreven ze in hun dansen nogal de spot met andere bevolkingsgroepen en hun dansen.

Compadritos: hippe nepcompadres

Tekstvak:  De compadres hadden met de migranten meer gemeen dan hun lief was. Ook zij waren niet als blijmoedige avonturiers naar Buenos Aires gekomen, maar omdat ze in de pampa niet langer mochten blijven, een ook zijn verlangden terug naar hun land van oorsprong en hun familieleden.

De compadres met hun stoer voorgedragen liederen, hun behendigheid met het mes en hun cultus van mannelijke eer, strijdlust en moed, maakten diepe indruk op de jonge mannen in de volkswijken. Vele jonge migranten gingen hen nadoen. De jonge imitators werden met het verkleinwoord van compadre aangeduid en compadrito genoemd. Hieruit blijkt dat ze in het begin niet al te serieus werden genomen. Het moet af en toe op de lachspieren hebben gewerkt als 15-jarige Italianen een poncho aantrokken en in de taal van de gaucho’s, of wat ze daarvoor hielden, uitdaagden tot een duelo criollo, een creools messenduel.

De compadrito werd de bepalende figuur voor de volksbuurten en voor de tango. Hij is de incarnatie van de porteño, de inwoner van Buenos Aires, een kruising van Italiaanse immigranten en creoolse plattelandsbevolking. Hij behoort tot de 2de generatie immigranten die vervreemdde van hun hardwerkende ouders die aan de gewoontes van hun land van afkomst vasthielden. Velen zoeken hun eigen identiteit en doen dit zich te kleden zoals de gaucho’s en hun taal en omgangsvormen over te nemen. Om niet te moeten bespot worden als immigranten, spraken ze creools, gebruikten ze de woordenschat en zinswendingen van de gaucho’s.

Het was hip om creools te zijn in de arrabal en om net zoals de compadre een hoed en halsdoek te dragen en laarzen met hoge hakken, maar je moest er wel een en ander voor doen. Nieuwe immigranten kregen de zware proeven opgelegd. Een van die proeven bestond erin zich te bewijzen als danser. Daarbij moesten de compadritos proberen beter te dansen en te zingen als de compadres. Meestal lukte dat niet en werden ze belachelijk gemaakt in het bijzijn van een hele meute toekijkenden.

Angel Gregorio Villoldo beschreef zo’n duel. Villoldo was een van de eerste tangodichters en een van de weinigen die zelf met de landelijke cultuur van de pampa groot geworden was. Van hem is een beschrijving bewaard van een zangduel tussen een creool en een immigrant uit Genua. Bij dit zangduel ging het minder om de mooiste stem dan om de slagvaardigheid van de beide zangers. De immigrant daagt de creool uit, maar wordt daarbij bespot. De 2 zangers probeerden elkaar met woorden te verslaan, tot ze van elkaars verbale kwaliteiten overtuigd werden. Op het einde vond de verbroedering plaats.

Bij de creoolse vaardigheden die men zich wou eigen maken hoorde ook het dansen van tango. Men vermoedt dat vele tangopassen en –figuren ontstaan zijn bij de pogingen van jonge compadritos om nieuwkomers voor steeds weer nieuwe hindernissen te plaatsen. De kunst van het tangodansen was voor de jonge migranten een zeer nastrevenswaardig doel schrijft de scoiaal-historicus Donald S Castro, want zo kon immigranten tonen dat ze evenwaardig waren. De compadritos deden ingewikkelde passen om de nieuw aangekomen migranten belachelijk te maken. Talrijke auteurs geven aan dat de compadritos uit de arrabal de choreografie van de tango verder ontwikkelden, mede doordat ze de dansen van andere bevolkingsgroepen, bijvoorbeeld van de negers, karikaturiseerden. José Gobello schrijft dat de tango aanvankelijk geen dans was, maar een manier om alle bekende dansen anders te dansen. Daarbij had hij het vooral over de compadritos die de wals-, milonga- en mazurkapassen van hun buren nadeden.

Andere schrijvers, zoals Julio Mafud, beschreven de tangodans van de compadritos zelfs als een verdere choreografische ontwikkeling van het duelo criollo. Daarbij toonden de tegenstanders hun mannelijke behendigheid met het mes. Doel van de strijd was de tegenstander te domineren, respect af te dwingen of hem te vernederen. De strijders konden niet alleen goed omgaan met messen, maar trachten ook op te vallen met erg ingewikkelde passen. Julio Mafud gaat ervan uit dat vele danspassen, zoals de cortes en de quebradas, hun wortels hebben in het duelo criollo van de gaucho’s dat via de compadritos werd opgenomen in de tangochoreografie. Deze stelling is echter zeer twijfelachtig, omdat er bij het messsenduel van de gaucho’s niet gedanst werd.

Wat wel aannemelijk is, is dat de compadritos er een erezaak van maakten om heel goed te kunnen dansen. Door heel beheerst moeilijke figuren te dansen, waren ze niet alleen heel goed gewapend om de nieuwkomers uit Europa voor schut te zetten, maar ook om de zonen van rijke families (niños bien) te imponeren. Op de danspartijen deed iedereen zijn best om zo goed mogelijk te dansen. Om altijd de beste te zijn, bedachten de compadritos steeds nieuwere en ingewikkeldere combinaties van passen. Op die manier kan de tangodans beschouwd worden als een elegante geweldloze variatie op het messenduel.

Vele compadritos werden afgeschilderd als opscheppers, kleine criminelen en pooiers. Voor een deel klopt dat wel. Sommigen gingen inderdaad door het leven als pooier. In vele teksten is de compadre de mannelijke tegenhanger van de milonguita. Maar hij was ook de schrik voor de hogere klassen. Vele compadres, migranten van de 2de generatie, kwamen in opstand tegen de hogere klassen en werkten als lijfwachten en helpers bij verkiezingscampagnes voor de politici van de nieuwe volkspartijen. Voor de bovenlaag waren ze dan ook provocateurs.

Milonguitas

En als laatste typetje is er natuurlijk ook nog de vrouw die danst in de bordelen, danslokalen en later ook in de cabarets. Ze werd milonguita (14 tot 25 jaar) en milonguera (25 tot 45 jaar) genoemd.

Omdat ze dagelijks professioneel met de dans bezig waren, was hun bijdrage in de ontwikkeling van de dans waarschijnlijk nog groter dan die van de compadritos.

Vooral de milonguita komt vaak voor in teksten, maar dan wel pas in teksten vanaf 1920. Want de benaming werd pas in 1920 “uitgevonden” door een volksdichter Evaristo Carriego, die het woord gebruikte in zijn canción del barrio (lied van de stadswijk).

Samuel Linning (1888 Montevideo – 1925 Buenos Aires) gebruikte de benaming voor het eerst in een tangolied in zijn tango “Milonguita” uit 1920. Het lied werd voor het eerst opgevoerd op 12 mei 19 20 in de sainete Delikatessen Haus van Linning en Alberto Weisbach. Maria Ester Podestá was de zangeres die het lied zong. Kort nadien namen ook Raquel Meller en Carlos Gardel het lied op in hun repertorium. In 1922 werd er een film gemaakt met als titel Milonguita. In de film speelde een tango orkest met o.a. Delfino aan de piano. Het was mogelijks het eerste orkest dat ooit te zien was in een film. Ignacio Corsini en Maria Esther Lerena acteerden. Voor sommigen was ze de inspiratie voor Malena uit het bekende gelijknamige tangolid, de mysterieuze vrouw waarover zo veel theorieën de ronde doen over wie ermee bedoeld werd.

 

Milonguita (1920) (tekst: Samuel Linning; muziek: Enrique Delfino)

Te acordás, Milonguita? Vos eras
la pebeta mas linda'e Chiclana;
la pollera cortona y las trenzas... 
y en las trenzas un beso de sol...

Y en aquellas noches de verano, 
que soñaba tu almita, mujer, 
al oir en la esquina algun tango 
chamuyarte bajito de amor?

Estercita, 
hoy te llaman Milonguita, 
flor de noche y de placer, 
flor de lujo y cabaret.
Milonguita, 
los hombres te han hecho mal 
y hoy darias toda tu alma 
por vestirte de percal.

Cuando sales por la madrugada, 
Milonguita, de aquel cabaret, 
toda tu alma temblando de frio, 
dices: Ay, si pudiera querer!...

Y entre el vino y el último tango 
p'al cotorro te saca un bacan... 
Ay, que sola, Estercita, te sientes! 
Si lloras...dicen que es el champan!..

Herinner je het nog, milonguita?
Je was het mooiste meisje van Chiclana,
met je minirokje en je vlechten...
en in je vlechten een kus van de zon...

Waarover droomde je zieltje
al die zomernachten, vrouw,
toen je op een straathoek een tango hoorde
die je zachtjes fluisterde over de liefde?

Kleine Esther,
nu noemen ze je Milonguita,
bloem van nacht en plezier,
bloem van weelde en cabaret.
Milonguita,
de mannen hebben je pijn gedaan,
en nu je je ziel ervoor geven
om een goedkope katoenen jurk te dragen.

Wanneer je ‘s morgens in alle vroegte,
dat cabaret verlaat, Milonguita,
en je ziel beeft van de kou,
dan zeg je: “O, kon ik maar liefhebben!”...

En tussen de wijn en de laatste tango
neemt een patser je mee naar een kamer...
O, kleine Ester, wat voel je je alleen!
Als je weent... zeggen ze dat van de champagne komt!

  

 

 
       
       
       
vorige