5. DANSSTIJLEN
Er
zijn binnen de tango geen voorschriften of richtlijnen over hoe de tango
gedanst moet worden. Er zijn grote verschillen in danshouding, leiden en
volgen en het bewegingsvocabulaire. Een strikte indeling is evenals bij de
muziekstijlen niet te maken maar we kunnen wel een aantal stijlen min of
meer duidelijk van elkaar onderscheiden.
Tango canyengue
Hoe in de begintijd van de tango werd gedanst kan
niemand nu meer zeggen, maar is heel aannemelijk dat er in de beginfase 2
overheersende stijlen waren: de tango canyengue en de tango orillero. De
tango canyengue wordt gedanst op een snel ritme van 2 / 4 en leunt sterk
aan bij bij de milonga. De dansers houden hun knieën gebogen en dansen
dicht tegen elkaar, maar met 1 van de heupen tegen elkaar (rechterheup van
man tegen linkerheup van vrouw). De vrouw houdt haar linkerarm over de
schouder van de man en haar linkerwang tegen zijn rechterwang. Het is best
mogelijk dat deze zijwaartse manier van dansen de bedenkers van de
ballroomtango heeft geïnspireerd om ook zo zijwaarts te gaan dansen.
Bij
de canyengue gaat het meer om het plezier en het spel met de muziek en, in
vergelijking met andere stijlen, minder om de elegantie en technische
virtuositeit. De canyengue past goed bij muziek uit de eerste jaren van de
tango, zoals bv. op muziek van Firpo en ook op sommige candombeliedjes.
Zeer
waarschijnlijk is deze manier van dansen geïnspireerd op de manier van
dansen van de zwarte bevolking in Buenos Aires en Montevideo, hetzij op de
manier hoe zij dansten op het ritme van de candombe, hetzij op de manier
hoe ze zelf de tango dansten.
Dansers
die de canyenguestijl heel goed beheersen, zijn Tété Rusconi en Silvia
(Susana Miller).
Tango orillero
Orillero
verwijst naar de orillas, de buitenwijken van Buenos Aires en Montevideo,
waar ruimte om te dansen geen probleem was en de meest gekke en
acrobatische figuren konden worden gedanst. Deze oertangovorm wordt dan ook
gekenmerkt door vaak supersnelle passen en soms ook sprongen. Ze werd
bedacht door mannen die bij gebrek aan vrouwen met elkaar dansten en
hoopten om met hun figuren indruk te maken op het andere geslacht.
D’Arienzo schreef heel wat liedjes die goed passen bij deze stijl.
Tango milonguero (tango apilado)
Kenmerkend
voor deze stijl is dat de bovenlichamen parallel en gesloten zijn, terwijl
de voeten verder van elkaar afstaan. De danspartners leunen dus naar elkaar
toe, waarbij ze zover naar voren geheld kunnen zijn dat ze elkaar nodig
hebben om hun evenwicht te behouden.Man en vrouw vormen een zeer innige,
sensuele omhelzing. Vaak houdt de
vrouw haar arm helemaal rond de nek van de man, zodat haar hand op
zijn linkerschouder ligt, en de man zijn rechterhand beschermend op het
rechterschouderblad van de vrouw legt. Deze stijl van dansen ontstond
in de jaren 1940-1950 toen de tango heel populair was in Argentinië en de
zalen volgepakt waren met dansers. Vandaag de dag is de tango milonguero
nog vaak te zien in overbevolkte kleine dansclubs in Buenos Aires. Men
spreekt in dit verband ook nog van de confiteria stijl, de club stijl en de
apilado stijl. Ruimte voor ingewikkelde figuren is er niet. De dansers
concentreren zich enorm op het ritme in de muziek en proberen als een
eenheid erop te bewegen. Ze beperken zich meestal tot eenvoudige stappen en
draaien. De Estilo Milonguero vereist muziek die sterk ritmisch is. Muziek
van D’Arienzo en Tanturi leent zich daartoe.
Salontango
Net zoals bij de milonguerostijl,wordt de
salonstijl in een gesloten houding gedanst. Maar de salonstijl concentreert
zich meer op het lopen en de sierlijkheid van de rechte houding. Typisch is
dat de mannen en vrouwen vaak dansen met de rechterwang van de man tegen de
linkerwang van de vrouw, terwijl ze strak naar hun uitgestrekte armen
kijken. Hoewel het bij de milonguero ook kan, is het kenmerkender voor de
salonstijl dat de vrouw over de rechterschouder van de man kijkt en vaak
haar ogen gesloten houdt. De term verwijst naar de typische salons in
Argentinië, die vaak heel druk bezocht zijn en waar er weinig plek is om te
dansen. De danser dienen zich in wezen te beperken tot kleine bewegingen,
wat niet belet dat je er ook gancho’s, sacadas, giros en voleos op kunt
dansen, op voorwaarde dat je hierdoor niet de dansstroom of andere
danskoppels verstoort. Positief gedefinieerd kunnen we zeggen dat de
salontango in onderscheid tot sommige andere stijlen meer gericht is op
intimiteit, gevoel, muziekbeleving, precisie, elegantie en contact met de
danspartner, en minder op uiterlijk vertoon.
Salontango kan echter ook als een algemene noemer gebruikt worden voor alle
verschillende stijlen die op milonga’s gedanst worden. In principe kunnen
de meeste tangostijlen op een salon gedanst worden, mits de dansers de
ruimte om hen heen goed in de gaten houden en al te grote bewegingen en
spektakel achterwege laten. Di Sarli schreef muziek die goed past bij deze
manier van dansen.
Naast de gesloten milonguero houding is ook een open en een halfopen
houding mogelijk, de bovenlichamen kunnen in plaats van parallel te zijn
samen een V-vorm maken (één zijde is dan gesloten, de andere open), en de
houding kan rechtop zijn in plaats van naar voren hellend. Verder is er in
de ene stijl een gefixeerde, onveranderlijke houding van de bovenlichamen
ten opzichte van elkaar, terwijl in andere stijlen de danshouding flexibel
is en afhankelijk van de muziek en de gedanste bewegingen voortdurend kan
veranderen van gesloten naar open en omgekeerd.
Het leiden kan uitsluitend gebeuren door middel van verplaatsing en
draaiing van het bovenlichaam, zoals in de milonguero-stijl, of er kan ook
gebruik gemaakt worden van de armen en handen.
Een
nieuwe opkomende variant van de salontango is de Villa Urquiza stijl,
waarbij de dansers meer versieringen inbouwen.
Tango al
revés
Deze
stijl ontstond in de jaren 1940 als variant op de salontango. De leider
neemt daarbij dezelfde positie aan als de volger, en wordt als het ware de
schaduw van de volger. Hij bevindt zich dus achter zijn danspartner, met
zijn borst gericht naar haar rug.
Tango fantasía
De
fantasía kwam tot ontwikkeling in de jaren
1940
in
oefensalons. Ze wordt beschouwd als een
open-stijltango, hoewel de dansers niet de hele tijd in open omhelzing
dansen, maar voortdurend wisselen van soort omhelzing, afhankelijk van de
figuren die ze dansen en de ruimte die ze daarvoor nodig hebben. Omdat deze
stijl vol zit met draaien en figuren, zoals boleo’s, gancho’s en sacada’s,
wordt ze vaak verward met tango in showstijl. Maar anders dan de showtango,
ontstond de fantasía niet op het toneel, maar rechtstreeks op de dansvloer.
Bovendien zijn de figuren die in de fantasía gebruikt worden altijd
tangofiguren.
Showtango, tango espectáculo
De tango
espectáculo is ontwikkeld in hoofdzaak in de jaren 1980 door professionele
dansers voor optredens in theatershows. Hierbij wordt vaak een clichébeeld
van de tango neergezet. Bedoeling is het publiek te imponeren met behulp
van snelle beenbewegingen en spectaculaire sprongen. In de showtango wordt
klassieke tango gecombineerd met moderne dans, jazz en ballet. Mede door de
invloed van de tangoshows zijn de verschillende stijlen binnen de
salontango ontstaan. Na het weergaloze succes van “Tango Argentino” werd
een pooslang alleen maar de showtango aangeleerd in de dansscholen die toen
inspeelden op de vraag om te starten met tangolessen. Vandaag de dag zijn
de dansscholen waar je showtango kunt aanleren sterk in de minderheid ten
voordele van de dansscholen waar je les in salontango en neotango kunt
krijgen.
Neotango
Als we het hebben over
‘neotango’ als dansstijl dan gaat het om het dansen op de eerder genoemde
neotango muziek (elektronisch, fusion) en op andere ‘nontango’ muziek. Dat
is dan bijvoorbeeld filmmuziek, wereldmuziek, klassieke muziek of
popmuziek, die wat betreft ritme en sfeer aansluit bij tango en waarop met
behulp van de tangotechniek en bewegingen gedanst kan worden.
Eén kenmerk
van deze neo- en nontango muziek is de grotere variatie in het ritme. Vaak
is het basisritme trager dan dat van klassieke tangos, soms is het sneller.
De electro- en fusiontango heeft vrijwel altijd meerdere door elkaar
lopende ritmes. Deze grotere variatie in ritme nodigt uit om ook de
houding, passen en bewegingen van de dans meer te variëren.
Typerend
is de meestal open danshouding en het vaak loslaten van 1 van de beide
handen, waardoor er ook naast elkaar of achter elkaar gestapt wordt of
waarbij de vrouw gewoon zonder zich vast te houden rond de man stapt. Vaak
worden in de neotango ook figuren uit de showtango geïntegreerd en figuren die
uit de salsa komen, waarbij de vrouw onder de hooggeheven arm van de man
draait.
Tango líquido
Deze
stijl is nog vrij nieuw. Zoals het woord “líquido” (= vloeiend) aangeeft,
verwijst ze naar de vloeiende manier waarop de dansers van een gesloten
(salontango) in een open houding veranderen (tango nuevo) en zo figuren uit
de nuevo tango kunnen combineren met de gesloten innige danshouding van de
salontango. Deze stijl komt goed tot zijn recht bij dramatische
muziekstukken van Pugliese.
Organic tango
De
aanhangers van deze stijl dansen vanuit hun eigen lichaam vanuit de
filosofie dat niemand kan dicteren hoe tango moet worden gedanst. Deze
stijl van dansen wordt gekenmerkt door relaxte, natuurlijke
bewegingen. Het idee om zo te dansen kwam van Homer Ladas, een tangoleraar
uit San Francisco.
|