|
|||||||||||||||||||||||||
|
Hoofdstuk 5 Het donkere tijdperk |
|||||||||||||||||
|
3. ASTOR PIAZZOLLA: REVOLUTIE IN DE TANGO
Tussen 1960 en 1985 sputterde de tangomachine enorm. Alleen doorharde dansers lieten niet van zich afbijten en dansten nog wat tango in kleine kring. Bitter weinig muzikanten en componisten vonden nog inspiratie in de tango. Een grote uitzondering was Astor Piazzolla. Hij zorgde dat de tango niet verloren ging, maar drukte er wel zijn eigen stempel op door de tango te vermengen met andere muziekgenres, zoals rumba, bossa nova en jazz, en door de tango te laten erkenning vinden als klassieke muziekstijl.
Biografie
Pendelen,
migratie, ballingschap. Het is zo Argentijns als de tango. De vader van het
vaderland Jose de San Martin (El libertador) bracht van de 77 jaar dat hij
leefde er maar
Astor
Piazzolla werd geboren op
Zijn
jeugd bracht hij grotendeels door op straat in de Lower East Side, in
Greenwich Village. Het was een harde, gewelddadige buurt, waar jeugdbendes
met elkaar vochten, vaak met dodelijke slachtoffers voor gevolg. De jonge
Astor wist zich te verdedigen als "Lefty", een bijnaam die niet
verwees naar zijn politieke opvattingen, verre van zelfs, maar naar zijn
gevreesde linker, waarmee hij vernietigend kon uithalen. Astor bleef zijn
hele leven een beetje een straatvechter, wat hem goed van pas kwam bij het
veroveren van zijn vrijheid en onafhankelijkheid en bij het vinden van zijn
weg in de muziek.
Op 6-jarige leeftijd kreeg hij van zijn pa een
bandoneon. Hij was flink teleurgesteld, want hij had liever rolschaatsen
gekregen. Maar zijn pa en ma klampten zich vast aan alles wat hen
herinnerde aan hun land van herkomst. Iedere avond klonk er tangomuziek in
huize Piazzolla. Pa Vicente (Nonino) was tanguero in hart en nieren. Hij
introduceerde zijn zoon in de wereld van de tango en was een groot
bewonderaar van Julio de Caro, die met zijn sextet in de jaren 1920 een
revelatie was in de wereld van de tango. Hij wist zijn bewondering voor de
componist op zijn zoon over te brengen, want later zou Astor een van zijn
mooiste tango’s aan De Caro opdragen: Decarísimo.
Toen
zijn pa in 1959 plotseling overleed, schreef Astor als eerbetoon Adios
Nonino dat vele jaren later bij het huwelijk van prinses Máxima en prins
Willem-Alexander met bandoneonist Carel Kraayenhof heel Nederland deed
wegsmelten.
In
1935 kwam Carlos Gardel naar New York om in de Paramount studio’s op Long
Island enkele films op te nemen (Cuesta Abajo, Tango bar en El día que me
quieras - monumenten uit de geschiedenis van de tango en destijds grote
successen). Nonino was er als de kippen bij om zijn bandoneon spelende zoon
aan hem voor te stellen. Gardel was onder de indruk van Astors kwaliteit
als bandoneonist, maar meer nog van zijn kennis van het Engels en omdat hij
zelf alleen maar Spaans kende, liet hij Astor maar al te graag bij hem zijn
om voor hem tolken. Gardel was zo gecharmeerd van de jongen dat hij hem een
rol aanbood in ‘El día que me quieras’ en dat hij hem vroeg om hem te
vergezellen op zijn tournee door Zuid-Amerika. Maar Astor was nog maar 14
en zijn pa vond dat nog wat te jong om mee te gaan.Door het aanbod te
weigeren redde hij zonder het te weten zijn zoons leven, want op diezelfde
tournee kwam Gardel samen met zijn hele gezelschap om in een
vliegtuigongeval.
De
plotseling dood dompelde heel Argentinië in rouw. Het was niet de eerste
keer dat een Argentijnse held op jonge leeftijd heengaat. Eva Perón, Che
Guevara en bijna ook Madonna traden in zijn voetsporen. Hun vroege dood
schonk ze niet alleen onsterfelijkheid, maar ook de mythische uitstraling
die met het verloop van de tijd steeds meer tot de verbeelding spreekt. Zo
zijn vele Argentijnen ervan overtuigd dat Gardel sedert zijn dood elke dag
beter en beter zingt.
Op
17-jarige leeftijd verliet het gezin de kapperszaak in New York en keerde
Astor samen met zijn ouders terug naar Argentinië om er tango te spelen in
nachtclubs. Hij voelde zich in die tijd als een immigrant in zijn eigen
geboorteland, verstoken van het straatleven van New York en de jazz van
zijn muziekvrienden. Hij had wel een grote bewondering voor Troilo.
Het zette hem ertoe aan de stukken van Troilo na te spelen, en toen een van
de bandoneonspelers uit het orkest van Troilo in 1939 ziek werd, mocht hij
inspringen. Troilo erkende meteen zijn virtuositeit. Zijn leven in die tijd
was een en al muziek. Overdag volgde Astor lessen compositieleer en
orkestratie en ging hij gaan kijken naar de repetities van het
symfonieorkest in het Teatro Colon. ’s Avonds speelde hij als 2de
bandoneonist in het orkest van Troilo.
Argentinië
beleefde toen zijn gouden jaren. Buenos Aires was op het hoogtepunt van
zijn roem. Geraffineerd, gecultiveerd, met fraaie paleizen in chique
wijken, met de Avenida Corrientes waar het om
Piazzolla
had hogere ambities. Hij wou ook muziek kunnen componeren en schreef in
1949 een pianoconcert. Arthur Rubinstein die in Buenos Aires optrad kreeg
het stuk te zien en was ervan onder de indruk. Hij raadde Piazzolla aan om
lessen compositieleer te nemen en schreef een aanbevelingsbrief om les te
volgen bij Alberto Ginastera. Piazzolla leerde er nieuwe klanken en
harmoniëen kennen, van Bartók en Strawinsky. En hij leidde een dubbel
leven: overdag studeerde hij compositieleer en luisterde hij naar de
repetities van eht symfonieorkest en 's
In 1954 won hij de 1ste prijs in een
muziekwedstrijd, wat hem een studiebeurs voor Parijs opleverde. Hij mocht
er in de leer gaan bij Nadia Boulanger, die hij als de beste muzieklerares
uit die tijd beschouwde. Hij hoopte in de voetsporen te kunnen treden van
Stravinsky en Bach en probeerde te verdoezelen dat hij bandoneon kon
spelen, maar Boulanger kon hem ervan overtuigen dat hij door en door een
tangoman was.
Vol
zelfvertrouwen keerde Piazzolla terug naar Buenos Aires. Het was het begin
van de Piazzolla die we kennen: de vernieuwer en iconoclast van de tango.
In 1955 richtte Piazzolla een orkest op dat uitpakte met avant-garde
tangomuziek. Zijn Octeto de Buenos Aires telde 2 bandoneons, 2 violen, een
bas, cello, piano en – iets nieuws – een elektrische gitaar. Het verstarde
tango-establishment reageerde verontwaardigd. Piazzolla kreeg
doodsbedreigingen en kwam economisch aan de rand van de afgrond. te staan.
Berooid en ontgoocheld vertrok Astor naar New York in de hoop daar met zijn
jazz tango Amerika te kunnen veroveren, maar ook dat mislukte. In 1959
stierf dan nog zijn pa ook. Het waren de moeilijkste jaren van zijn leven.
Begin
de jaren 1960 keerde Piazzolla terug naar Buenos Aires en vormde er een
kwintet met bandoneon, bas, piano, viool en elektrisch gitaar. Het werden
zijn vruchtbaarste jaren. Uit die tijd dateren bekende composities zoals
Verano porteño (later aangevuld met de 3 andere jaargetijden), de
tangocyclus “De Engel” (Introducción al Ángel, Muerte del Ángel,
Resurección del Ángel), Buenos Aires hora cero, en de kleine opera María de
Buenos Aires.
Samen
met dichter Horacio Ferrer en zangeres Amelita Baltar lukte het zelfs om
bij het grote publiek door te breken met “Balada para un loco” en
“Chiquilín de Bachín”. In 1965 maakte hij met Luis Borges het album
“Alguien le dice al tango”, waarop de teksten van Borges werden gezongen
door de bekende tangozanger Edmundo Rivero.
Begin
de jaren 1970 trok de rusteloze wereldburger weer naar Europa. In Rome
componeerde hij in 1973 Libertango. Het leverde hem internationale bekendheid
op. In dat jaar kreeg hij zijn eerste hartaanval. Hij moest daardoor wat
minder componeren en optreden. Maar hij bleef doorgaan en legde zich ook
toe op het schrijven van klassieke symfonische stukken, zoals Concierto de
Nacar, Concert voor bandoneon en orkest en Punta del Este.
De
jaren 1980 waren zijn oogstjaren. Zijn roem was gevestigd en hij mocht
overal gaan concerteren. Afwisselend woonde hij in Europa, vooral in
Parijs, en in Buenos Aires en Punta del Este, de droom van elke Argentijn.
Op
het toppunt van zijn roem bleef hij een workalcoholic. Op zijn tournees
eiste hij dat er veel gerepeteerd werd, want er mocht geen noot verkeerd
gespeeld worden, omdat hij zo’n perfectionist was. Piazzolla componeerde
meer dan 3000 muziekstukken waaronder ook veel filmmuziek en liet zo’n 500
liedjes op plaat opnemen.
Hij
moest enorm vechten voor erkenning in zijn eigen land. Misschien werd die
strijd heroïscher voorgesteld dan ze was, maar feit is wel dat vele critici
die zich opwierpen als de hoeders van de zuivere tango, hem verweten dat
zijn muziek niets te maken had met tango en de tango zelfs verkrachtte. De
strijd tussen de voor- en tegenstanders nam soms bizarre vormen aan. Zo
waren er taxichauffeurs die weigerden om Piazzolla mee te nemen, omdat ze vonden
dat hij de tango kapotmaakte. Op concerten in Argentinië riepen er soms
mensen “maestro, speel nu eindelijk eens een tango”. Maar uiteindelijk
worden ook zij de mond gesnoerd, wanneer Piazzolla in
In
1988 ondergaat hij een vierdubbele bypass en het jaar daarop speelt hij
zijn laatste concert in Argentinië om daarna nog eens rond te toeren door
de VS, Duitsland, Engeland en Nederland. In 1990 krijgt hij in Parijs een
hartaanval die hem lang aan zijn ziekbed kluistert. Begin 1992 kreeg hij
een beroerte, waardoor hij een half jaar in coma lag. Op 4 juli besloot hij
zijn ogen voorgoed te sluiten.
Internationaal brak hij merkwaardig genoeg niet door in Spanje, Japan (daar hield men vast aan de traditionele tango) en zeer tot zijn verdriet in de VS. Zijn muziek wordt nu verder uitgedragen door klassieke musici zoals Gidon Kremer, Daniel Barenboim, Yo-Yo Ma, Slava Rostropovich Piazzolla
trouwde drie keer. Zijn eerste vrouw, waarmee hij in
Politiek
was hij ook controversieel. Hij verdedigde de militaire dictatuur en had er
geen moeite mee om te gaan eten met Jorge Videla, de juntaleider. Hij
verklaarde publiekelijk dat Argentinië behoefte had aan een figuur als
Pinochet en een beetje fascisme goed kon gebruiken. Hij schreef zelfs een
tango ter ere van marinekapitein Alfredo Astiz, die de Falklandeilanden
veroverde, maar later in de vuile oorlog als “engel des doods” een
sleutelrol speelde bij de moord en verdwijning van politieke tegenstanders.
Hij had hier wel spijt van en schrapte het liedje uit zijn repertoire. Maar
hij kon zich ook vinden in linkse projecten. Zo schreef hij muziek voor ‘Il
pleut sur Santiago’ over Salvador Allende. Hij was politiek onvoorspelbaar,
maar was wel consequent in zijn afkeer van het Perónisme. Hij was de grote
tegenhanger van Pugliese, die het andere uiterste was.
Steeds op zoek naar vernieuwing
Piazzolla
was in zijn eigen muziek altijd onderweg, een migrant, zoekend naar nieuwe
vormen en ervaringen. Zijn laatste jaren bracht hij door met vissen op
haaien in Punta del Este, in Uruguay. Hij kwam door zijn zwervend bestaan
in contact met verschillende muziektradities: in zijn jeugd met jazz uit
New York, later met klassieke muziek door zijn studies compositieleer bij
Ginastera en Boulanger. Hij verwerkte zijn persoonlijke ervaringen in de
tango en verhief de tango van de danszaal naar het concertpodium. Zijn
muziek is nostalgisch, emotioneel, melodisch rijk, opzwepend van ritme, vol
klank en kleur, maar moeilijk om op te dansen.
Een
van zijn vernieuwingen is dat hij breekt met de traditionele tango. Hij
kiest voor meer instrumentale muziek (en gaat daarmee in tegen de
belangrijke rol die de zanger had in de jaren 1940) en hij breekt ook met
de traditie dat de tangomuziek moet geschreven worden om op te dansen. Door
de grote dramatiek in zijn muziek, met rubatos, pauzes en tempowissels,
valt zijn muziek sterk in de smaak van showdansers.
Qua
instrumenten liet hij zich graag gaan. Zo introduceerde hij de elektrische
gitaar en liet hij ook de fuga toe in een aantal van zijn werken, zoals in
Fugata, La muerta del angel, Preludio y fuga, Luna, V-Fear, Primavera
portena, Fuga 9, Calambre, Camorra I, Violentango, Libertango. Tijdens zijn
verblijf in Italië in 1973 richtte hij het Conjunto Electrónico op: een
oktet met een bandoneon, elektrische piano, acoustische piano, orgel,
guitar, elektrische bas, drummer, synthesizer en viool. Later kwam er ook
nog een fluitist en saxofonist bij. Het leek op jazz-rock.
Op
een gegeven moment pakte hij uit met de 7/4 maat. Het leek op
heiligschennis. Maar nu weten we wel beter. Piazzolla was de Bartok van de
tango.
Critici
verwijten Piazzolla de tango te hebben gedood. Gelijk hebben ze in zekere
zin, want sinds Piazzolla is de tango niet langer beschermd tegen invloeden
van buitenaf. Vroeger waren de grenzen tot waar je mocht gaan eerder
begrensd. De tango van Piazzolla evolueert naar kamermuziek: zonder zanger
en zonder dansers! En hij laat inderdaad zijn muziek “besmetten” door
andere invloeden en muziekformaties, zoals Gary Burton, Rostropovich, Gidon
Kremer, Mulligan, Kronos Quartet...
Oeuvre
Piazzolla’s
oeuvre telt meer dan 1000 werken. Estaciones portenas (de 4 seizoenen) is
er een van. Of het een verwijzing is naar de 4 seizoenen van Vivaldi,
blijft een mysterie. Ze waren niet bedoeld als een suite. Piazzolla speelde
ze meestal niet na elkaar. Hij vond titels niet belangrijk. Maar in
Invierno is er wel een dialoog die op Vivaldi lijkt. En Primavera begint
met een fuga.
Balada para un
loco (1969)
Deze
tango werd Piazzolla’s eerste populaire hit.
|
||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
vorige | |||||||||||||||||