hoofdpagina
reisfilms
Brugge
salsa
tango
tuinen
gastenboek

Jean-Pierre Van Loocke

stelt voor

Geschiedenis van de Argentijnse tango

 
 
  
 
 

 

VOORWOORD

 
Hoofdstuk 5  Het donkere tijdperk
 

1492-1880:
ONTSTAANSGESCHIEDENIS ARGENTINIË EN URUGUAY

1880-1917:
VANAF DE GEBOORTE VAN DE TANGO TOT AAN DE GUARDIA VIEJA

1917-1935:
TANGO UP AND DOWN

1935-1955:
HET GOUDEN TIJDPERK VAN DE TANGO

1955-1990:
HET DONKERE TIJDPERK

1990 en verder:
NEO-TANGO

TANGO ALS DANS

SLOTBESCHOUWING

BIBLIOGRAFIE

 
 

Gastenboek: graag jouw mening over dit werkstuk!

 

 

3. ASTOR PIAZZOLLA: REVOLUTIE IN DE TANGO

Tussen 1960 en 1985 sputterde de tangomachine enorm. Alleen doorharde dansers lieten niet van zich afbijten en dansten nog wat tango in kleine kring. Bitter weinig muzikanten en componisten vonden nog inspiratie in de tango. Een grote uitzondering was Astor Piazzolla. Hij zorgde dat de tango niet verloren ging, maar drukte er wel zijn eigen stempel op door de tango te vermengen met andere muziekgenres, zoals rumba, bossa nova en jazz, en door de tango te laten erkenning vinden als klassieke muziekstijl.

Biografie

Pendelen, migratie, ballingschap. Het is zo Argentijns als de tango. De vader van het vaderland Jose de San Martin (El libertador) bracht van de 77 jaar dat hij leefde er maar 16 in Argentinië door. De rest van de tijd bleef hij in Europa, voornamelijk in Frankrijk. Het overkwam ook Sarmiento, Perón en Cortázar. Zelfs Borges, die bij hoog en bij laag zweerde dat hij Buenos Aires nooit zou verlaten, ging er op ’t laatste van zijn leven stilletjes vandoor om in Genève te sterven. Idem voor Astor Piazzolla.

Astor Piazzolla werd geboren op 11 maart 19 21 in de badplaats Mar del Plata, een paar 100 km ten zuiden van Buenos Aires. Zijn ouders Vicente Piazzolla en Asunta Manetti, waren Italiaanse immigranten. Hij was het enige kind dat ze kregen. Omdat hij een misvormde voet had, bracht hij veel tijd door in ziekenhuizen. Toen het wat beter ging met hem, verwezenlijkte Vicente Piazzolla zijn oude droom en emigreerde hij naar New York

Zijn jeugd bracht hij grotendeels door op straat in de Lower East Side, in Greenwich Village. Het was een harde, gewelddadige buurt, waar jeugdbendes met elkaar vochten, vaak met dodelijke slachtoffers voor gevolg. De jonge Astor wist zich te verdedigen als "Lefty", een bijnaam die niet verwees naar zijn politieke opvattingen, verre van zelfs, maar naar zijn gevreesde linker, waarmee hij vernietigend kon uithalen. Astor bleef zijn hele leven een beetje een straatvechter, wat hem goed van pas kwam bij het veroveren van zijn vrijheid en onafhankelijkheid en bij het vinden van zijn weg in de muziek.

Op 6-jarige leeftijd kreeg hij van zijn pa een bandoneon. Hij was flink teleurgesteld, want hij had liever rolschaatsen gekregen. Maar zijn pa en ma klampten zich vast aan alles wat hen herinnerde aan hun land van herkomst. Iedere avond klonk er tangomuziek in huize Piazzolla. Pa Vicente (Nonino) was tanguero in hart en nieren. Hij introduceerde zijn zoon in de wereld van de tango en was een groot bewonderaar van Julio de Caro, die met zijn sextet in de jaren 1920 een revelatie was in de wereld van de tango. Hij wist zijn bewondering voor de componist op zijn zoon over te brengen, want later zou Astor een van zijn mooiste tango’s aan De Caro opdragen: Decarísimo.

Toen zijn pa in 1959 plotseling overleed, schreef Astor als eerbetoon Adios Nonino dat vele jaren later bij het huwelijk van prinses Máxima en prins Willem-Alexander met bandoneonist Carel Kraayenhof heel Nederland deed wegsmelten.

In 1935 kwam Carlos Gardel naar New York om in de Paramount studio’s op Long Island enkele films op te nemen (Cuesta Abajo, Tango bar en El día que me quieras - monumenten uit de geschiedenis van de tango en destijds grote successen). Nonino was er als de kippen bij om zijn bandoneon spelende zoon aan hem voor te stellen. Gardel was onder de indruk van Astors kwaliteit als bandoneonist, maar meer nog van zijn kennis van het Engels en omdat hij zelf alleen maar Spaans kende, liet hij Astor maar al te graag bij hem zijn om voor hem tolken. Gardel was zo gecharmeerd van de jongen dat hij hem een rol aanbood in ‘El día que me quieras’ en dat hij hem vroeg om hem te vergezellen op zijn tournee door Zuid-Amerika. Maar Astor was nog maar 14 en zijn pa vond dat nog wat te jong om mee te gaan.Door het aanbod te weigeren redde hij zonder het te weten zijn zoons leven, want op diezelfde tournee kwam Gardel samen met zijn hele gezelschap om in een vliegtuigongeval.

De plotseling dood dompelde heel Argentinië in rouw. Het was niet de eerste keer dat een Argentijnse held op jonge leeftijd heengaat. Eva Perón, Che Guevara en bijna ook Madonna traden in zijn voetsporen. Hun vroege dood schonk ze niet alleen onsterfelijkheid, maar ook de mythische uitstraling die met het verloop van de tijd steeds meer tot de verbeelding spreekt. Zo zijn vele Argentijnen ervan overtuigd dat Gardel sedert zijn dood elke dag beter en beter zingt.

Op 17-jarige leeftijd verliet het gezin de kapperszaak in New York en keerde Astor samen met zijn ouders terug naar Argentinië om er tango te spelen in nachtclubs. Hij voelde zich in die tijd als een immigrant in zijn eigen geboorteland, verstoken van het straatleven van New York en de jazz van zijn muziekvrienden. Hij had wel een grote bewondering voor Troilo. Het zette hem ertoe aan de stukken van Troilo na te spelen, en toen een van de bandoneonspelers uit het orkest van Troilo in 1939 ziek werd, mocht hij inspringen. Troilo erkende meteen zijn virtuositeit. Zijn leven in die tijd was een en al muziek. Overdag volgde Astor lessen compositieleer en orkestratie en ging hij gaan kijken naar de repetities van het symfonieorkest in het Teatro Colon. ’s Avonds speelde hij als 2de bandoneonist in het orkest van Troilo.

Argentinië beleefde toen zijn gouden jaren. Buenos Aires was op het hoogtepunt van zijn roem. Geraffineerd, gecultiveerd, met fraaie paleizen in chique wijken, met de Avenida Corrientes waar het om 4 uur ’s nachts op straat even druk was als op klaarlichte dag en waar in de cabarets en tangosalons iedere avond legendarische tango-orkesten (Pugliese, Salgan, D’Arienzo, De Angelis, Troilo) de sterren van de hemel speelden. Met zijn bloeiend theaterleven, zijn filmindustrie, zijn uitgeverijen, onbetwist het culturele centrum van de Spaanstalige wereld.

Maar de tango maakte hem niet wild. Klassieke componisten zoals Bach, Bartók, Stravinsky en Gershwin boeiden hem meer. Hij was zodanig van hen onder de indruk dat hij elementen van hen uit de klassieke muziek in tangoarrangementen verwerkte die hij schreef voor het orkest. Maar Troilo had geen boodschap aan het contrapunt en de fuga en andere harmonische nieuwigheden en schrapte de helft van de noten uit zijn partituur. Voor Troilo moest tango eenvoudig en vooral dansbaar zijn. In 1944 stapte Piazzolla uit het orkest van Troilo die het als verraad beschouwde en hem nooit meer aankee
k.

Piazzolla had hogere ambities. Hij wou ook muziek kunnen componeren en schreef in 1949 een pianoconcert. Arthur Rubinstein die in Buenos Aires optrad kreeg het stuk te zien en was ervan onder de indruk. Hij raadde Piazzolla aan om lessen compositieleer te nemen en schreef een aanbevelingsbrief om les te volgen bij Alberto Ginastera. Piazzolla leerde er nieuwe klanken en harmoniëen kennen, van Bartók en Strawinsky. En hij leidde een dubbel leven: overdag studeerde hij compositieleer en luisterde hij naar de repetities van eht symfonieorkest en 's nachts speelde hij een beetje tegen zijn zin in tango. Hij voelde zich heen en weer geslingerd tussen tango en klassieke avant-garde.

In 1954 won hij de 1ste prijs in een muziekwedstrijd, wat hem een studiebeurs voor Parijs opleverde. Hij mocht er in de leer gaan bij Nadia Boulanger, die hij als de beste muzieklerares uit die tijd beschouwde. Hij hoopte in de voetsporen te kunnen treden van Stravinsky en Bach en probeerde te verdoezelen dat hij bandoneon kon spelen, maar Boulanger kon hem ervan overtuigen dat hij door en door een tangoman was.

Vol zelfvertrouwen keerde Piazzolla terug naar Buenos Aires. Het was het begin van de Piazzolla die we kennen: de vernieuwer en iconoclast van de tango. In 1955 richtte Piazzolla een orkest op dat uitpakte met avant-garde tangomuziek. Zijn Octeto de Buenos Aires telde 2 bandoneons, 2 violen, een bas, cello, piano en – iets nieuws – een elektrische gitaar. Het verstarde tango-establishment reageerde verontwaardigd. Piazzolla kreeg doodsbedreigingen en kwam economisch aan de rand van de afgrond. te staan. Berooid en ontgoocheld vertrok Astor naar New York in de hoop daar met zijn jazz tango Amerika te kunnen veroveren, maar ook dat mislukte. In 1959 stierf dan nog zijn pa ook. Het waren de moeilijkste jaren van zijn leven.

Begin de jaren 1960 keerde Piazzolla terug naar Buenos Aires en vormde er een kwintet met bandoneon, bas, piano, viool en elektrisch gitaar. Het werden zijn vruchtbaarste jaren. Uit die tijd dateren bekende composities zoals Verano porteño (later aangevuld met de 3 andere jaargetijden), de tangocyclus “De Engel” (Introducción al Ángel, Muerte del Ángel, Resurección del Ángel), Buenos Aires hora cero, en de kleine opera María de Buenos Aires.

Samen met dichter Horacio Ferrer en zangeres Amelita Baltar lukte het zelfs om bij het grote publiek door te breken met “Balada para un loco” en “Chiquilín de Bachín”. In 1965 maakte hij met Luis Borges het album “Alguien le dice al tango”, waarop de teksten van Borges werden gezongen door de bekende tangozanger Edmundo Rivero.

Begin de jaren 1970 trok de rusteloze wereldburger weer naar Europa. In Rome componeerde hij in 1973 Libertango. Het leverde hem internationale bekendheid op. In dat jaar kreeg hij zijn eerste hartaanval. Hij moest daardoor wat minder componeren en optreden. Maar hij bleef doorgaan en legde zich ook toe op het schrijven van klassieke symfonische stukken, zoals Concierto de Nacar, Concert voor bandoneon en orkest en Punta del Este.

De jaren 1980 waren zijn oogstjaren. Zijn roem was gevestigd en hij mocht overal gaan concerteren. Afwisselend woonde hij in Europa, vooral in Parijs, en in Buenos Aires en Punta del Este, de droom van elke Argentijn.

Op het toppunt van zijn roem bleef hij een workalcoholic. Op zijn tournees eiste hij dat er veel gerepeteerd werd, want er mocht geen noot verkeerd gespeeld worden, omdat hij zo’n perfectionist was. Piazzolla componeerde meer dan 3000 muziekstukken waaronder ook veel filmmuziek en liet zo’n 500 liedjes op plaat opnemen.

Hij moest enorm vechten voor erkenning in zijn eigen land. Misschien werd die strijd heroïscher voorgesteld dan ze was, maar feit is wel dat vele critici die zich opwierpen als de hoeders van de zuivere tango, hem verweten dat zijn muziek niets te maken had met tango en de tango zelfs verkrachtte. De strijd tussen de voor- en tegenstanders nam soms bizarre vormen aan. Zo waren er taxichauffeurs die weigerden om Piazzolla mee te nemen, omdat ze vonden dat hij de tango kapotmaakte. Op concerten in Argentinië riepen er soms mensen “maestro, speel nu eindelijk eens een tango”. Maar uiteindelijk worden ook zij de mond gesnoerd, wanneer Piazzolla in 1983 in het Teatro Colón met een symfonisch orkest een grandioos optreden geeft: Concert voor bandoneon en orkest.

In 1988 ondergaat hij een vierdubbele bypass en het jaar daarop speelt hij zijn laatste concert in Argentinië om daarna nog eens rond te toeren door de VS, Duitsland, Engeland en Nederland. In 1990 krijgt hij in Parijs een hartaanval die hem lang aan zijn ziekbed kluistert. Begin 1992 kreeg hij een beroerte, waardoor hij een half jaar in coma lag. Op 4 juli besloot hij zijn ogen voorgoed te sluiten.

Internationaal brak hij merkwaardig genoeg niet door in Spanje, Japan (daar hield men vast aan de traditionele tango) en zeer tot zijn verdriet in de VS. Zijn muziek wordt nu verder uitgedragen door klassieke musici zoals Gidon Kremer, Daniel Barenboim, Yo-Yo Ma, Slava Rostropovich

Piazzolla trouwde drie keer. Zijn eerste vrouw, waarmee hij in 1942 in het huwelijksbootje stapte, was Dedé Wolf. Ze was de moeder van zijn kinderen Daniel en Diana. Amelita Baltar was zijn tweede vrouw. Ze zong vele jaren aan zijn zijde. Zijn laatste vrouw was Laura Escalada. Ze hadden al een relatie van in 1976, maar hij trouwde pas met haar in 1988.



Controversiële politieke ideeën

Politiek was hij ook controversieel. Hij verdedigde de militaire dictatuur en had er geen moeite mee om te gaan eten met Jorge Videla, de juntaleider. Hij verklaarde publiekelijk dat Argentinië behoefte had aan een figuur als Pinochet en een beetje fascisme goed kon gebruiken. Hij schreef zelfs een tango ter ere van marinekapitein Alfredo Astiz, die de Falklandeilanden veroverde, maar later in de vuile oorlog als “engel des doods” een sleutelrol speelde bij de moord en verdwijning van politieke tegenstanders. Hij had hier wel spijt van en schrapte het liedje uit zijn repertoire. Maar hij kon zich ook vinden in linkse projecten. Zo schreef hij muziek voor ‘Il pleut sur Santiago’ over Salvador Allende. Hij was politiek onvoorspelbaar, maar was wel consequent in zijn afkeer van het Perónisme. Hij was de grote tegenhanger van Pugliese, die het andere uiterste was.

 

Steeds op zoek naar vernieuwing

Piazzolla was in zijn eigen muziek altijd onderweg, een migrant, zoekend naar nieuwe vormen en ervaringen. Zijn laatste jaren bracht hij door met vissen op haaien in Punta del Este, in Uruguay. Hij kwam door zijn zwervend bestaan in contact met verschillende muziektradities: in zijn jeugd met jazz uit New York, later met klassieke muziek door zijn studies compositieleer bij Ginastera en Boulanger. Hij verwerkte zijn persoonlijke ervaringen in de tango en verhief de tango van de danszaal naar het concertpodium. Zijn muziek is nostalgisch, emotioneel, melodisch rijk, opzwepend van ritme, vol klank en kleur, maar moeilijk om op te dansen.

Een van zijn vernieuwingen is dat hij breekt met de traditionele tango. Hij kiest voor meer instrumentale muziek (en gaat daarmee in tegen de belangrijke rol die de zanger had in de jaren 1940) en hij breekt ook met de traditie dat de tangomuziek moet geschreven worden om op te dansen. Door de grote dramatiek in zijn muziek, met rubatos, pauzes en tempowissels, valt zijn muziek sterk in de smaak van showdansers.

Qua instrumenten liet hij zich graag gaan. Zo introduceerde hij de elektrische gitaar en liet hij ook de fuga toe in een aantal van zijn werken, zoals in Fugata, La muerta del angel, Preludio y fuga, Luna, V-Fear, Primavera portena, Fuga 9, Calambre, Camorra I, Violentango, Libertango. Tijdens zijn verblijf in Italië in 1973 richtte hij het Conjunto Electrónico op: een oktet met een bandoneon, elektrische piano, acoustische piano, orgel, guitar, elektrische bas, drummer, synthesizer en viool. Later kwam er ook nog een fluitist en saxofonist bij. Het leek op jazz-rock.

Op een gegeven moment pakte hij uit met de 7/4 maat. Het leek op heiligschennis. Maar nu weten we wel beter. Piazzolla was de Bartok van de tango.

Critici verwijten Piazzolla de tango te hebben gedood. Gelijk hebben ze in zekere zin, want sinds Piazzolla is de tango niet langer beschermd tegen invloeden van buitenaf. Vroeger waren de grenzen tot waar je mocht gaan eerder begrensd. De tango van Piazzolla evolueert naar kamermuziek: zonder zanger en zonder dansers! En hij laat inderdaad zijn muziek “besmetten” door andere invloeden en muziekformaties, zoals Gary Burton, Rostropovich, Gidon Kremer, Mulligan, Kronos Quartet...

 

Oeuvre

Piazzolla’s oeuvre telt meer dan 1000 werken. Estaciones portenas (de 4 seizoenen) is er een van. Of het een verwijzing is naar de 4 seizoenen van Vivaldi, blijft een mysterie. Ze waren niet bedoeld als een suite. Piazzolla speelde ze meestal niet na elkaar. Hij vond titels niet belangrijk. Maar in Invierno is er wel een dialoog die op Vivaldi lijkt. En Primavera begint met een fuga.

 

Balada para un loco (1969)

Deze tango werd Piazzolla’s eerste populaire hit.

 

Recitado:
Las tardecitas de Buenos Aires tienen ese qué sé yo, viste? Salís de tu casa, por Arenales.
Lo de siempre: en la calle y en vos. . . Cuando, de repente, de atrás de un árbol, me aparezco yo. Mezcla rara de penúltimo linyera y de primer polizonte en el viaje a Venus: medio melón en la cabeza, las rayas de la camisa pintadas en la piel, dos medias suelas clavadas en los pies, y una banderita de taxi libre levantada en cada mano.


¡Te reís!... Pero sólo vos me ves: porque los maniquíes me guiñan; los semáforos me dan tres luces celestes, y las naranjas del frutero de la esquina me tiran azahares.
¡Vení!, que así, medio bailando y medio volando, me saco el melón para saludarte, te regalo una banderita, y te digo...


Cantado:
Ya sé que estoy piantao, piantao, piantao...
No ves que va la luna rodando por Callao;
que un corso de astronautas y niños, con un vals,
me baila alrededor... ¡Bailá! ¡Vení! ¡Volá!

Ya sé que estoy piantao, piantao, piantao...
Yo miro a Buenos Aires del nido de un gorrión;
y a vos te vi tan triste... ¡Vení! ¡Volá! ¡Sentí!... el loco berretín que tengo para vos:

¡Loco! ¡Loco! ¡Loco!
Cuando anochezca en tu porteña soledad,
por la ribera de tu sábana vendré
con un poema y un trombón
a desvelarte el corazón.

¡Loco! ¡Loco! ¡Loco!
Como un acróbata demente saltaré,
sobre el abismo de tu escote hasta sentir
que enloquecí tu corazón de libertad...
¡Ya vas a ver!

Recitado:
Salgamos a volar, querida mía;
subite a mi ilusión super-sport,
y vamos a correr por las cornisas
¡con una golondrina en el motor!
De Vieytes nos aplauden: "¡Viva! ¡Viva!",
los locos que inventaron el Amor;
y un ángel y un soldado y una niña
nos dan un valsecito bailador.

Nos sale a saludar la gente linda...
Y loco, pero tuyo, ¡qué sé yo!:
provoco campanarios con la risa,
y al fin, te miro, y canto a media voz:


Cantado :
Quereme así, piantao, piantao, piantao...
Trepate a esta ternura de locos que hay en mí,
ponete esta peluca de alondras, ¡y volá!
¡Volá conmigo ya! ¡Vení, volá, vení!

Quereme así, piantao, piantao, piantao...
Abrite los amores que vamos a intentar
la mágica locura total de revivir...
¡Vení, volá, vení! ¡Trai-lai-la-larará!

Gritado :
¡Viva! ¡Viva! ¡Viva!
Loca ella y loco yo...
¡Locos! ¡Locos! ¡Locos!
¡Loca ella y loco yo !

Gesproken:
De avondschemeringen van Buenos Aires hebben zoiets van ik weet niet wat, vind je niet? Je verlaat je huis en gaat door Arenales. Zoals steeds op straat en in jezelf... Maar dan verschijn ik plots vanachter een boom. Een vreemde mengeling van de voorlaatste landloper en de eerste smeris op weg naar Venus, met een halve meloen op mijn kop, de strepen van mijn shirt op mijn huid geschilderd, twee halve zolen onder mijn voeten gespijkerd en een vaatje voor een vrije taxi omhooggeheven in elke hand.

Je lacht...! Maar alleen jij ziet me, omdat de etalagepoppen naar me knipogen, de stoplichten voor mij drie keer op hemelsblauw gaan, en de sinaasappels van de groenteman op de hoek mij oranjebloesems toewerpen.
Kom! Want zo, half dansend en half vliegend, neem ik mijn meloen af om je te groeten, schenk ik een vaantje en zeg tegen je...

Gezongen:
Ik weet dat ik gek ben, gek, gek...
Zie je niet dat de maan over Callao rolt;
dat een optocht van astronauten en kinderen rondom mij een wals danst... Dans! Kom! Vlieg!

Ik weet dat ik gek ben, gek, gek...
Ik kijk naar Buenos Aires vanuit mijn mussennest,
en ik zag hoe treurig je was... Kom! Vlieg! Voel...! De dwaze wens ik voor je koester:

Gek! Gek! Gek!
Als de avond valt over de eenzaamheid van je Buenos Aires, zal ik over de oever van je laken aan je bed komen met een gedicht en een trombone
om je hart wakker te houden.

Gek! Gek! Gek!
Als een waanzinnige acrobaat zal ik springen,
over de afgrond van je decolleté, tot ik voel dat ik je hart gek van vrijheid heb gemaakt...
Je zult het merken!

Gesproken:
Laten we uitgaan om te vliegen, liefste;
kom aan boord van mijn supersportieve illusie
en laten we door de dakgoten rennen
met een zwaluw in de motor!
In Vieytes zullen voor ons klappen: “Hoera! Hoera!”, voor de gekken die de liefde hebben uitgevonden; en een engel en een soldaat en een klein meisje dansen voor ons een walsje.

De mooie mensen zullen naar buiten komen om ons te begroeten...
En gek, aar van jou – weet ik veel!,
doe ik de klokken lachen,
en tenslotte kijk ik je aan en zing halfluid:

Gezongen:
Hou van me zoals ik ben, gek, gek, gek...
Dring door tot de tederheid van gekken die er in mij is, zet deze pruik van leeuwerikken op, en vlieg! Vlieg nu met mij! Kom, vlieg, kom!

Hou van me zoals ik ben, gek, gek, gek...
Open je hart, want we gaan proberen
de magie van volslagen gek te laten herleven... Kom, vlieg, kom! Tra-lai-la-larara!

Roepen :
Hoera! Hoera! Hoera!
Zij is gek en ik ben gek...
Gekker! Gekker! Gekker!
Zij is gek en ik ben gek!

 

 

 

 
       
       
       
vorige