hoofdpagina
reisfilms
Brugge
salsa
tango
tuinen
gastenboek

Jean-Pierre Van Loocke

stelt voor

Geschiedenis van de Argentijnse tango

 
 
  
 
 

 

VOORWOORD

 
Hoofdstuk 5  Het donkere tijdperk
 

1492-1880:
ONTSTAANSGESCHIEDENIS ARGENTINIË EN URUGUAY

1880-1917:
VANAF DE GEBOORTE VAN DE TANGO TOT AAN DE GUARDIA VIEJA

1917-1935:
TANGO UP AND DOWN

1935-1955:
HET GOUDEN TIJDPERK VAN DE TANGO

1955-1990:
HET DONKERE TIJDPERK

1990 en verder:
NEO-TANGO

TANGO ALS DANS

SLOTBESCHOUWING

BIBLIOGRAFIE

 
 

Gastenboek: graag jouw mening over dit werkstuk!

 

 

4. TANGOPOËZIE VANAF DE JAREN '60  

De tango maakt in de jaren 1960 en 1970 een grote crisis door in Argentinië. De jongeren vonden tango iets voor oudere mensen. aar Piazzolla en de dichters en zangers zoals Horacio Ferrer, Héctor Negro, Chico Navarro, Eladia Blázquez en María Elena Walsh bleven de tango verder ontwikkelen. Hadden ze dat niet gedaan, dan was het misschien gedaan geweest met de tango.

Horacio Ferrer schreef voor Piazzolla zeer mooie ballades en tango’s, zoals de Balada para mi muerte en La última Grela, en de fantasierijke Balada para un loco, op muziek gezet door Piazzolla. Ferrer, Walsh en Blázquez vinden nieuwe thema’s en woorden voor de tango nuevo en de componisten van daarna.

Horacio Ferrer ( 2 juni 1933 - nu)

Tekstvak:  Horacio Ferrer werd geboren in 1933 in Montevideo. Hij schreef zo’n 100 liederen, gedichten, ballades en tango’s. Hij werkte ook samen met Anibal Troilo, Julio De Caro en Charles Aznavour. Hij was zeer talentrijk en misschien wel de grootste tangodichter van zijn tijd. Voorts was Ferrer een geëngageerde tango-historicus. Hij schreef meer dan 10 boeken over de Argentijnse tango, waaronder het drieledige Libro del Tango, een monumentale encyclopedie van 2300 bladzijden. En hij was ook lang voorzitter van de nationale tangoacademie: de Academia Nacional de Tango.


Chiquilín de Bachín (1968) (het jongetje uit Bachín) (muziek: Astor Piazzolla)

De legende wil dat deze tekst geschreven werd in 1968, nadat een bedelaartje verschenen was aan de tafel in de parrilla “Bachín”, waar Horacio Ferrer en Astor Piazzolla wel eens samen gingen eten. Het restaurant lag in de buurt van Sarmiento y Montevideo (dichtbij Avenida Corrientes), maar bestaat nu niet meer.

Por las noches, cara sucia
de angelito con bluyín,
vende rosas por las mesas
del boliche de Bachín.
Si la luna brilla
sobre la parrilla,
come luna y pan de hollín.

Cada día en su tristeza
que no quiere amanecer,
lo madruga un seis de enero
con la estrella del revés,
y tres reyes gatos
roban sus zapatos,
uno izquiero y el otro también !

Chiquilín,
dame un ramo de voz,
así salgo a vender
mis vergüenzas en flor.
Baleáme con tres rosas
que duelan a cuenta
del hambre que no te entendí,
Chiquilín.

Cuando el sol pone a los pibes
delantales de aprender,
él aprendo cuánto cero
le quedaba por saber.
Ya a su madre mira,
yira que te yira,
pero no la quiere ver.

Cada aurora, en la basura,
con un pan y un tallarín,
se fabrica un barrilete
para irse y sigue aquí !
Es un hombre extraño,
niño de mil años,
que por dentro le enreda el piolín.

Chiquilín,
dame un ramo de voz,
mis vergüenzas en flor.
Baleáme con tres rosas
que duelan a cuenta
del hambre que no te entendí,
Chiquilín.

’s Nachts, met zijn ongewassen
engelengzicht en in spijkerbroek
verkoopt hij rozen aan de tafels
van de kroeg “Bachín”.
Als de maan schijnt
op de grill
eet hij maan en een verkoold brood.

Elke dag in zijn triestheid
die niet wil opklaren
wordt hij gewekt door een 6de januari
met de ongeluksster
en drie koningsratten
stelen zijn schoenen,
de linkse en de andere ook!

Ventje,
geef me een van je boeketten,
zodat ik mijn schaamte
als bloemen kan verkopen.
Bekogel me met drie rozen,
waardoor ik je pijn voel
vanwege je honger, die ik niet onderkende,
ventje.

Wanneer de zon de kinderen
in hun schoolschorten helpt,
leert hij hoe weinig
er voor hem te weten overbleef,
en kijkt hij naar zijn moeder,
die heen en weer tippelt op straat,
maar wil hij haar niet zien.

Elke morgen, tussen het vuilnis,
steekt hij, met brood en pasta
een vlieger in mekaar
om weg te gaan, maar hij blijft hier!
Het is een eigenaardige mens,
een kind van duizend jaar,
dat in het touw verstrikt zit.

Ventje,
geef me een van je boeketten
zodat ik mijn schaamte als bloemen kan verkopen.
Bekogel me met drie rozen,
waardoor ik je pijn voel
vanwege je honger, die ik niet onderkende,
ventje.

 

Eladia Blázquez ( 24 februari 1931 - 31 augustus 2005 )

Eladia Blázquez was een Argentijnse tango-dichteres, -pianiste, -gitariste, -componiste en -zangeres. Ze schreef muziek en teksten voor meer dan 250 liederen, waaronder ook tangoliedjes.

Ze was de Tekstvak:  dochter van Spaanse immigranten en kreeg als 4-jarige gitaar- en zanglessen. Als 8-jarig zangeresje trad ze op als een kinderster in het radioprogramma LR2 Radio Argentina. Op 11-jarige leeftijd schreef ze de bolero “Amor impossible”.

Vanaf het eind van de jaren ‘60 en in de jaren 70 hield ze zich volledig bezig met tango. Ze wordt door velen Discépolo con faldas (met rok) genoemd, omdat vele van haar teksten op thema’s van Discépolo voortborduren. Ze uitte ook
kritiek, maar was milder dan Discépolo.

Enkele titels van de 33 tangoteksten die ze schreef, zijn: Sin piel, Buenos Aires vos y yo, Adiós nonino, Corazón al sur.

 

María Elena Walsh ( 1 februari 1930 - nu)

Tekstvak:  Deze Argentijnse zangeres werd in Villa Sarmiento in Buenos Aires geboren. Naast zangeres was ze ook schrijfster van kinderboeken, gedichten, theaterstukken, draaiboeken en liedjes.

 

El 45 (1967) (tekst: María Elena Walsh; zang: Susana Rinaldi)

In dit lied herinnert ze aan dingen en gebeurtenissen die kenmerkend waren voor de jaren 40. Zo wijst zo op tegenstellingen van die tijd: de bolero wordt de nieuwe modedans, Bing Crosby is razend populair bij de Argentijnse jeugd, jonge cadetten sterven bij de staatsgreep van de Peronisten, er is de eerste atoombom op Hiroshima, Juan Domingo Perón spreekt vanaf het balkon van de Casa Rosada tot de “descaminados”, oude dames drinken middag thee in Confitería El Galeón.

Te acordas, hermana, que tiempos aquellos?
La vida nos daba la misma lección…
En la Primavera del cuarenta y cinco
tenías quince abriles, lo mismo que yo.

Te acordas, hermana, de aquellos cadetes,
el primer bolero y el te en El Galeón,
cuando los domingos la lluvia traía
la voz de Bing Crosby y un verso de amor?


Te acordas de la Plaza de Mayo,
cuando "El Que Te Dije" salía al balcon?
Tanto cambio todo, que el sol de la infancia
de golpe y porrazo se nos aluno!
Te acordas, hermana, que tiempos de seca,
cuando un pobre peso daba el estiron,
y al pagarnos toda una edad de rabonas
valía más la vida que un millón de hoy?


Te acordas, hermana, que desde muy lejos
un olor a espanto nos enloquecio?
Era de Hiroshima, donde tantas chicas
tenfan quince anos, como vos y yo.

Te acordas que -más tarde- la vida
vino en tacos altos y nos separo?
Ya no compartimos el mismo tranvía,
sólo nos reúne la buena de Dios.

Broer, weet je nog wat voor tijden dat waren?
Het leven leerde ons dezelfde les…
In het voorjaar van ’45.
Je was vijftien jaar, net zoals ik.

Broer, herinner je je die cadetten,
de eerste bolero en de thee in het Galeón,
toen op zondag de regen
de stem van Bing Crosby en een liefdesgedicht bracht?

Herinner je je nog de Plaza de Mayo,
toen de man over wie ik het met je had op het balkon verscheen.
Alles veranderde zo totaal dat de zon uit onze kindertijd plots haar glans verloor!
Weet je nog, zus, wat een droogte er toen heerste, maar de arme peso deed zijn uiterste best en betaalde onze hele spijbeltijd
en bracht meer leven dan een miljoen nu?

Weet je nog, zus, dat van heel ver
een lucht die verzadigd was van ontzetting, ons ontstelde: ze kwam van Hiroshima, waar zoveel meisjes vijftien waren zoals jij en ik.

Weet je nog dat veel later het leven
op hoge hakken kwam en ons scheidde?
We delen niet meer dezelfde tram,
wij ontmoeten elkaar alleen nog als God het wil.

 

Jorge Luis Borges ( 24 augustus 1899 - 14 juni 1986 )

Tekstvak:  Jorge Luis Borges werd geboren in Buenos Aires en was naast schrijver ook professor literatuur aan de universiteit van Buenos Aires.

In zijn teksten van tango’s keerde hij terug naar de beginjaren van de tango. Hij vond dat de teksten vanaf de tango canción (dus van na 1917) alle lef verloren hadden en was gefascineerd door de compadritos uit de volkswijken, de kerels die een grote mond opzetten en hun mannelijkheid botvierden in de cultus van moed en messen. Om die reden droeg hij een milonga op aan Nicanor Paredes, een zelfverzekerde gaucho met woeste zwarte manen en een prachtige snor die uitmuntte in mondelinge dichtduels.

Het is raar dat zo’n intelligent man als Borges zo bezeten is door idealen als dapperheid en mannelijkheid. Misschien komt het doordat hij zelf problemen had met zijn mannelijkheid en zijn eigen sexualiteit. Want hij woonde heel zijn leven bij zijn moeder. Langzaamaan verloor hij zijn zicht en vanaf 1956 was hij blind, zodat het voor hem onmogelijk werd te lezen of te schrijven. Vanaf dat moment dicteerde hij zijn verhalen aan zijn moeder of aan naaste vrienden die het dan voor hem neerschreven.

A don Nicanor Paredes (1965) (muziek: Astor Piazzolla)

Venga un rasgueo y ahora,
con el permiso de ustedes,
le estoy cantando, señores,
a Don Nicanor Paredes.
No lo vi rígido y muerto.
Ni siquiera lo vi enfermo.
Lo veo con paso firme
pisar su feudo, Palermo.

El bigote un poco gris,
pero en los ojos el brillo,
y cerca del corazón
el bultito del cuchillo.
El cuchillo de esa muerte
de la que no le gustaba
hablar... Alguna desgracia
de cuadreras o de tabas.

(Recitado)
De atrio más bien fue caudillo,
si no me marra la cuenta,
allá por los tiempos bravos
del ochocientos noventa.
Si entre la gente de faca
se armaba algún entrevero
él lo paraba de golpe,
de un grito o con el talero.

Ahora está muerto y con él
cuánta memoria se apaga
de aquel Palermo perdido
del baldío y de la daga.
Ahora está muerto y me digo:
¡Qué hará usted, Don Nicanor,
en un cielo sin caballos,
sin vino, retruco y flor!

Ik kom en speel gitaar en,
als het goed is voor u,
dames en heren, zing ik nu
voor don Nicanor Paredes.
Ik heb hem niet stijf of dood gezien,
zelfs ziek zag ik hem niet.
Ik zie hem met een krachtige tred
zijn leengoed in Palermo betreden.

De snor een beetje grijs,
maar schittering in de ogen
en vlak bij zijn hart
de bolling van het mes.
Het mes van die dood
waarover hij niet graag
sprak... een of ander ongeval met
een renpaard of bij het bikkelspel.

(Refrein):
Hij was eerder een caudillo (leider)
van een binnenplaats,
als ik het niet verkeerd uitreken,
in die wilde tijden zo rond 1890.
Als onder het messenvolkje
een vechtpartij ontstond
maakte hij er in één klap een eind aan
met een schreeuw of met zijn zweep.

Nu is hij dood en
hoeveel herinneringen verdwijnen met hem
aan dat verloren Palermo
met zijn braakliggend terrein en zijn dolken.
Nu is hij dood en zeg ik tegen mezelf:
“Wat zal er van u worden, don Nicanor,
in een hemel zonder paarden,
zonder wijn, snedig weerwoord en geflirt!

 

 



 
       
       
       
vorige