hoofdpagina
reisfilms
Brugge
salsa
tango
tuinen
gastenboek

Jean-Pierre Van Loocke

stelt voor

Geschiedenis van de Argentijnse tango

 
 
  
 
 

 

VOORWOORD

 
Hoofdstuk 2   Vanaf de geboorte van de tango tot aan de Guardia Vieja
 

1492-1880:
ONTSTAANSGESCHIEDENIS ARGENTINIË EN URUGUAY

1880-1917:
VANAF DE GEBOORTE VAN DE TANGO TOT AAN DE GUARDIA VIEJA

1917-1935:
TANGO UP AND DOWN

1935-1955:
HET GOUDEN TIJDPERK VAN DE TANGO

1955-1990:
HET DONKERE TIJDPERK

1990 en verder:
NEO-TANGO

TANGO ALS DANS

SLOTBESCHOUWING

BIBLIOGRAFIE

 
 

Gastenboek: graag jouw mening over dit werkstuk!

 


14. HET LUNFARDO: DE TAAL VAN DE ARRABAL

 

In heel wat tango’s zaten lunfardowoorden. Het lunfardo was een soort koeterwaals waarin de mensen in de volkswijken zich met elkaar onderhielden. Het ontstond in de periode van de immigratie, toen de bevolking in Buenos Aires in korte tijd vertienvoudigde en de stad een mengelmoes werd van volkeren, elk met hun eigen taal of dialectt. Zelfs de creolen van op het platteland hadden hun eigen taal. Die vermengde zich met de Europese spreektalen tot een soort jargon, dat het Lunfardo werd genoemd.

Oorspronkelijk een boeventaal

De term Lunfardo is afgeleid van lunfas, wat gangsters en inbrekers betekent. De hogere klassen noemden het Lunfardo de taal van de boeven en het zou best kunnen dat het in criminele kringen is ontstaan. In de gevangenis en onder criminelen werd het gebruikt als een soort geheimtaal om te voorkomen dat de cipiers en de politie zouden begrijpen wat gezegd werd.

Hoogstwaarschijnlijk ontstond het inderdaad als een boeventaal. Net zoals rechters, dokters, chemisten... een eigen vakjargon hebben, hadden ook criminelen dat nodig, om dingen te kunnen zeggen die niet voor vreemde oren waren. En inderdaad, in het Lunfardo steken nogal wat woorden bedoeld om een buitenstaander om de tuin te leiden. Zo zitten er in het Lunfardo bestaande woorden die een andere betekenis kregen (zoals bv. “bobo”, wat een horloge betekent en zo genoemd werd, omdat het zo gemakkelijk was om er een te stelen), woorden die uitgevonden werden (zoals bijvoorbeeld “bufoso”, dat revolver betekent, omwille van het geluid dat het maakt wanneer het afgevuurd wordt) en vesres of woorden die lettergreepgewijs omgekeerd werden. Vesre komt immers van revés, wat omgekeerd betekent in het Spaans. Zo ontstonden woorden als jermu (van mujer: vrouw), gotan (van tango), troesma (van maestro). Het allereerste Lunfardo woordenboekje zou geschreven zijn door een politiecommissaris omstreeks 1880. Het was niet erg lijvig. Er stonden slechts 27 uitdrukkingen in.

 

Taal van gewone mensen

Al snel evolueerde het Lunfardo tot de spreektaal in de volksbuurten. De bewering dat het een taal zou zijn van delinquenten wordt weerlegd door het feit dat er in de volkstaal van Argentinië en Uruguay tussen 15.000 en 20.000 woorden zijn opgenomen die van andere talen komen. Het spreekt voor zich dat al die woorden onmogelijk uitvindingen zijn geweest van misdadigers. Ze zouden wel hun bezigheid gehad hebben! In het Lunfardo zitten woorden uit Europese talen, maar ook uit de indianentalen quechua, guaraní en mapuche. Die wegen echter niet op tegen de vele Italiaanse woorden, vaak uit het dialect. Dat is logisch, gezien het feit dat de meeste immigranten uit Italië kwamen. Al naargelang de spreker klonk het Lunfardo nu eens als een Italiaans dialect, dan weer als een Spaans gekleurd taaltje. Een voorbeeld van een Italiaans lunfardowoorden is parola, wat woord betekent. Veel voorkomende personen of zaken kregen tal van benamingen. Zo bestaan er in het Lunfardo 18 woorden om een vrouw aan te duiden en 16 waarmee geld bedoeld wordt.

In het gesproken dialect van de arrabal was het Lunfardo niet hetzelfde als in de geschreven taal van de tango en de volksliteratuur. Aanvankelijk kwam het nauwelijks voor in de tangoteksten. Pascual Contursi bracht daarin verandering. In zijn teksten met op kop “Noche triste” uit 1917 stak hij nogal wat Lunfardo woorden. Later vergrootten de tangodichters het repertoire met eigen uitvindsels. Vooral de auteurs van populaire tango’s en volkstheaterstukken hadden hier een handje in. Jorge Borges noemde het een literaire grap van de tangodichters.

 

Censuur

Het gebruik van het lunfardo werd in de jaren 1920 en 1930 zo overheersend in de tangoliedjes dat de militaire regering na het grijpen van de macht in 1943 meteen aan de slag ging om het gebruik van het Lunfardo in tangoteksten te verbieden, dit om de zuiverheid van het Spaans te bewaren. De censuur bleef in voege tot in 1949. Het was een poging van de hogere klassen om de tango in diskrediet te brengen, maar het was te laat. Het lunfardo was er.
               
De reden voor het negativisme over het lunfardo is elders te zoeken, bij de bovenlaag van de bevolking die zichzelf zo verheven voelde en niets wou te maken hebben met de taalrealiteit van het plebs in de arrabal.

 

Woordenlijst

Een woordenlijst van lunfardotermen met de Spaanse vertaling erbij is o.a. te vinden op:
http://www.gotango.ch/gotango_html/lunfardo.htmlhttp://www.miltangos.com/gotan.htm

 

Milonga lunfarda (1960) (tekst: Mario Cecere, muziek: Edmundo Rivero)

En este hermoso país
que es mi tierra, la Argentina,
la mujer es una mina
y el fuelle es un bandoneón.
El vigilante, un botón,
la policia, la cana.
El que roba es el que afana,
el chorro un vulgar ladrón.
Al zonzo llaman chabón
y al vivo le baten rana.

La guita o el vento es
el dinero que circula.
Un cuento es meter la mula
y al vesre por al reves.
Si pelechaste, tenés
y en la rama si estás seco.
Si andas bien, andas derecho,
tirao, el que nada tiene.
Chapar  es, si te conviene,
agarrar lo que está hecho.

El cotorro es el lugar
donde se hace el amor.
El pasha es un gran señor
que sus mangos acamala.
La vecina es la fulana,
el tordo es algún doctor,
el estaño un mostrador
donde un curda se emborracha,
y si es que hacés pata ancha
te la das de sobrador.

El que trabaja, labura,
quien no hace nada es un fiaca.
La pinta es la que destaca
los rasgos de tu apostura.
Mala racha es mishiadura,
que hace la vida fulera.
La cama es una catrera
y apoliyar es dormirse.
Rajar o piantarse es irse,
yesto lo manya cualquiera.

Y que te van a contar,
ya está todo relojeao.
Aquello visto, es junao,
lo sabe toda mi tierra.
Si hasta la Real Academia,
que de parla sabe mucho.
Le va a pedir a Pichuco
y a Grela, con su guitarra,
que a esta milonga lunfarda
me la musiquen, de grupo.

In dit mooie land
dat het mijne is, Argentinië,
is de vrouw een mina
en de fuelle een bandoneon.
De agent: een botón,
de politie: la cana.
Hij die steelt: afana,
el chorro een vulgaire dief.
De domme noemen ze een chabón
en de sluwe dopen ze rana.

Guita of vento
is het geld dat circuleert,
belieen is meter la mula
en al vesre is omgekeerd.
Pelechar, dan ben je rijk
en en la rama is wanneer je in armoe leeft.
Als het je goed gaat: andas derecho,
tirao, hij die niets meer heeft.
Chapar is, zoals het je uitkomt,
grijpen wat voor het grijpen ligt.

Cotorro is de plaats
waar men de liefde bedrijft.
De pasha is een grote meneer
die zijn geld opspaart.
De buurvrouw is la fulana,
el tordo is een dokter,
el estaño een toog
waar een dronkaard zich bezat
en als je daar moedig aan weerstaat,
dan doe je je voor als verwaand.

Hij die werkt, labura,
hij die niets doet is een fiaca.
La pinta benadrukt
de kenmerken van je voorkomen.
Miserie is mishiadura,
wat het leven onaangenaam maakt.
Het bed is een catrera
en apoliyar is gaan slapen.
Rajar of piantarse is wegvluchten
en dat begrijpt om het even wie.

En wat zullen ze je wijsmaken,
alles is al bestudeerd.
Deze toestand is erkend,
heel mijn land weet het.
Zelfs de Koninklijke Academie
die van taal veel afweet.
Ik zal aan Pichuco
en Grela, met zijn gitaar, vragen
dat ze deze milonga lunfarda
op muziek zetten, waarom niet?

 

A la luz del candil (1922) (tekst: Julio Navarrine, muziek: Carlos V.G. Flores)

Me da permiso, señor comisario
Disculpe si vengo tan mal entrazao,
y soy forastero y he caído al Rosario
trayendo a los tiempos un buen entripao.
Quizás usted piense que soy un matrero.
Yo soy gauchon honrado a carta cabal.
No soy un borracho, ni soy un cuatrero
Señor comisario... Yo soy un criminal !

Arrésteme, sargenta, y póngame cadenas !
Si soy un delincuente,
que me perdone Dios.
Yo he sido un criollo bueno,
me llamo Alberto Arenas (*).

Señor, me traicionaban...
y los maté a los dos !
Mi china fue malvada,
mi amigo era un sotreta.
Mientras yo fui a otro pago,
me basurió la infiel.
Las pruebas de la infamia
las traiga en la maleta:
las trenzas de mi china
y el corazón de él !

Apriete, sargento !
Que no me retobo !
Yo quiero que sepan la verdad de a mil,
la noche era oscura como boca de lobo,
testigo solito la luz de un candil.
Total: cuasi nada,
un beso en la sombra...
dos cuerpos cayeron y una maldición.

Y allí, comisario,
si usted no se asombra,
yo encontré dos vainas
para mi facón !

Arrésteme, sargenta, y póngame cadenas !
Si soy un delincuente,
que me perdone Dios.

Staat u mij toe, meneer de commissaris,
verontschuldig mij als ik op een slecht moment kom. Ik ben vreemd hier en tot in Rosario
heb ik al heel de tijd mijn woede gedragen.
Misschien denkt u dat ik een vluchteling ben.
Ik ben een gaucho, geheel en al fatsoenlijk.
Ik ben geen dronkaard, en ook geen veedief.
Meneer de commissaris... ik ben een misdadiger!

Arresteer me sergeant, en sla me in de boeien.
Als ik een misdadiger ben,
dat God het me vergeve.
Ik ben een goede creool geweest,
ik heet Alberto Arenas.

Meneer, ze hebben me verraden...
en ikheb ze allebei gedood!
Mijn vrouw was verdorven,
mijn vriend een dwaas.
Terwijl ik op reis was,
werd ik vernederd door de ontrouwe.
De bewijzen van de schande
heb ik hier in mijn koffer:
de vlechten van mijn vrouw
en het hart van hem.

Allez, haast je, sergeant!
Ik zal niet tegenstribbelen.
Ik wil dat iedereen de waarheid kent.
De nacht was donker als de muil van een wolf
en als enige getuige het licht van een lantaarn.
Kortom: bijna niets,
een kus in de duisternis,
twee lichamen vallen en een vervloeking.

En daar, meneer de commissaris,
als het niet verbaast,
vond ik twee schedes
voor mijn mes.

Arresteer me sergeant, en sla me in de boeien.
Als ik een misdadiger ben,
dat God het me vergeve.

(*) De Alberto Arenas die hier vernoemd wordt, heeft niets te maken met de zanger in het orkest van Francisco Canaro die ook zo heette.

 

Open en gesloten lunfardo

Het open lunfardo zijn woorden die voorkomen in de taal van alledag die elke inwoner van Buenos Aires begrijpt. De meeste tango’s zijn in het open lunfardo geschreven. Denken we bijvoorbeeld aan Volver, Silencio en El día que me quieras van Gardel of aan Ninguna van Homero Manzi.

Maar er bestaat ook nog zoiets als het gesloten lunfardo. Die bestaat uit woorden die bijna niemand begrijpt. Enkele schrijvers die teksten maakten in het gesloten lunfardo, zijn Carlos de la Púa , Pagana, Julian Ceneya, Edmundo Rivero. En een voorbeeld is El ciruja (de clochard) van Francisco A. Marino en Pablo L. Gomez.   

 

Niet te verwarren met het porteño

Het porteño is de taal die gesproken werd door het volk en die ontstond in de arme wijken van Buenos Aires dat in een soort Babel begon te veranderen, doordat al de immigranten zich daar vermengden met de oorspronkelijke bevolking. In het porteño zitten vele uitdrukkingen en woorden uit het lunfardo. Iedere Argentijn begrijpt het. Het is de taal die gesproken wordt door de mensen van Buenos Aires als ze zich op hun gemak voelen en zich niet volgens de etiquette moeten gedragen. En die taal wint terrein.

 

 

 
       
       
       
vorige